-
1 creëren
créer -
2 instellen
1 [oprichten] créer2 [(voor gebruik) geschikt maken] régler3 [Algemeen Zuid-Nederlands][uitschrijven] organiser4 [Algemeen Zuid-Nederlands][inzetten] mettre à prix (à)♦voorbeelden:een commissie instellen • créer une commissionhet instellen • la mise au point¶ een vervolging instellen tegen iemand • engager des poursuites contre qn.II 〈wederkerend werkwoord; zich instellen〉1 [+ op][zich voorbereiden (op)] se préparer (à)♦voorbeelden: -
3 instellen
-
4 maken
-
5 ontwerpen
-
6 scheppen
-
7 belastingen invoeren
belastingen invoeren -
8 binden
3 [boekwezen] relier♦voorbeelden:hij weet zijn personeel aan zich te binden • il sait s'attacher son personnelII 〈wederkerend werkwoord; zich binden〉1 [dik worden] épaissir2 [figuurlijk][een band smeden] créer un lien -
9 creëren
-
10 een commissie instellen
een commissie instellen -
11 een gunstige stelling opbouwen
een gunstige stelling opbouwen -
12 een illusie wekken
een illusie wekken -
13 een klantenkring opbouwen
een klantenkring opbouwen -
14 een post opvoeren
een post opvoeren -
15 illusie
♦voorbeelden:een illusie de grond in boren • détruire une illusionillusies koesteren • caresser des illusionszich illusies maken • se faire des illusionseen illusie verstoren • rompre le charmeeen illusie wekken • créer une illusion -
16 invoeren
1 [importeren] importer2 [introduceren; ergens inbrengen] introduire♦voorbeelden:gegevens in een computer invoeren • introduire des données dans un ordinateureen wet invoeren • adopter une loi -
17 maken
1 [algemeen] faire3 [scheppen] créer4 [in een toestand, positie brengen] rendre5 [uitvoeren, doen plaats hebben] effectuer7 [bedragen] équivaloir à8 [repareren] réparer♦voorbeelden:1 dat kun je niet maken! • tu ne peux pas faire ça!het (helemaal) maken • avoir un succès monstrekleren maken • confectionner des vêtementsgeen tijd? dan maak je maar tijd! • pas le temps? arrange-toi pour en trouver!4 iemand voorzitter maken • nommer qn. présidentzich belachelijk maken • se rendre ridiculeiemand dood maken • tuer qn.het erger maken dan het is • grossir les choseszich gehaat maken • se faire haïrmaak het kort • soyez brefiets waar maken • prouver qc.wakker maken • réveiller〈 figuurlijk〉 iemand zwart maken • noircir qn.hij zal het niet lang meer maken • il n'en a plus pour longtempsmaak dat je weg komt! • débarrasse le plancher!gebruik maken van • utiliserzijn opwachting maken • se présenterruzie maken • se disputerje hebt daar niets te maken • tu n'as rien à y fairehij kan mij niets maken • il ne peut rien contre moije hebt het ernaar gemaakt • tu l'as bien méritéhet schip maakt water • le navire fait eaude patiënt maakt het slecht • le malade se porte malik heb daar niets mee te maken • je n'y suis pour rienwat heb ik daarmee te maken? • qu'est-ce que vous voulez que ça me fasse?met iemand te maken hebben • avoir affaire à qn.iets te maken hebben met een zaak • être pour qc. dans une affaireje hebt er niets mee te maken • cela ne te regarde paswat heeft u daarmee te maken? • qu'est-ce que ça peut bien vous faire?dat heeft niets te maken (met) • cela n'a rien à voir (avec)ik weet het goed gemaakt • j'ai une bonne idéehet helemaal bij iemand maken • taper dans l'oeil à qn.hoe maakt u het? • comment allez-vous?maak het nou (een beetje)! • non, mais des fois! -
18 ontwerpen
1 [in schets brengen] dessiner2 [in de mode] créer3 [opstellen] concevoir♦voorbeelden:het tracé van een autosnelweg ontwerpen • faire le tracé d'une autorouteeen goed ontworpen flat • un appartement bien conçu -
19 opbouwen
♦voorbeelden:een onderneming van de grond af opbouwen • monter une entreprise à partir de rieneen vermogen opbouwen • bâtir une fortunehet weefsel is uit cellen opgebouwd • le tissu est composé de cellules -
20 post
I 〈de〉♦voorbeelden:verzending over de post • envoi par la poste2 elektronische post • courrier électronique, e-mailzijn post beantwoorden • faire son courrieris er post? • est-ce qu'il y a du courrier?een brief op de post doen • poster une lettrede vroege post • la première distribution du courrieriets met de post krijgen • recevoir qc. par la posteeen post opvoeren • créer un postepost vatten • se posternaar zijn post gaan • aller prendre son postepost vatten • s'établirde mening heeft post gevat dat … • l'idée s'est implantée que …II 〈 het〉
- 1
- 2
См. также в других словарях:
créer — [ kree ] v. tr. <conjug. : 1> • mil. XIIe; crier 1120; lat. creare 1 ♦ Relig. Donner l être, l existence, la vie à; tirer du néant. ⇒ 1. faire, former. Dieu créa le ciel et la terre. 2 ♦ Faire, réaliser (qqch. qui n existait pas encore). ⇒… … Encyclopédie Universelle
créer — CRÉER. v. actif. Tirer du néant, donner l être, faire une chose de rien. Dieu a créé le Ciel et la Terre. Quand Dieu créa le monde. Dieu a créé toutes choses de rien. f♛/b] Il se dit aussi Des choses dont les hommes sont les inventeurs. Il a créé … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
créer — CRÉER. v. a. Tirer du neant, donner l estre, faire une chose de rien. Dieu a creé le ciel & la terre. quand Dieu crea le monde. Dieu a creé toutes choses de rien. On dit fig. Créer des Charges, des Offices, & autres choses semblables, pour dire,… … Dictionnaire de l'Académie française
créer — Créer, et donner estre à quelque chose, et mettre premierement en nature, Creare. Créer {{o=Crées}} derechef, Recreare. Créer un consul, Consulem facere. Créer derechef, continuer un magistrat, Tribunos et alios magistratus reficere. Ceux qui… … Thresor de la langue françoyse
creer — (Del lat. credĕre). 1. tr. Tener por cierto algo que el entendimiento no alcanza o que no está comprobado o demostrado. 2. Dar firme asenso a las verdades reveladas por Dios. 3. Pensar, juzgar, sospechar algo o estar persuadido de ello. 4. Tener… … Diccionario de la lengua española
creer — verbo transitivo 1. Considerar (una persona) cierta [una cosa]: Él ha creído siempre que la encontraría. ¿Tu hijo ya no cree en los reyes magos? 2. Considerar (una persona) que … Diccionario Salamanca de la Lengua Española
creer — Se conjuga como: leer Infinitivo: Gerundio: Participio: creer creyendo creído Indicativo presente imperfecto pretérito futuro condicional yo tú él, ella, Ud. nosotros vosotros ellos, ellas, Uds. creo crees cree creemos creéis creen creía… … Wordreference Spanish Conjugations Dictionary
creer — creer, no te lo crees ni tú expr. negación absoluta. ❙ «Eso no te lo crees ni tú.» DTE … Diccionario del Argot "El Sohez"
creer — creer(se) 1. Se conjuga como leer (→ apéndice 1, n.º 39). Hoy no es propio de la lengua culta intercalar una y entre las dos vocales iguales cuando el acento recae en la primera de ellas: ⊕ creye, ⊕ creyen, ⊕ creyemos, etc. 2. Cuando significa… … Diccionario panhispánico de dudas
creer — var. of crayer … Useful english dictionary
creer — (Del lat. credere.) ► verbo transitivo/ pronominal 1 Considerar o aceptar una cosa como cierta sin tener pruebas irrefutables de ella: ■ se cree todo lo que le dicen. SE CONJUGA COMO leer SINÓNIMO tragar 2 Pensar o suponer que una persona o una… … Enciclopedia Universal