-
1 to converge
convergerensamenkomensamenlopen -
2 converge
v. bijeenkomen; verzamelen[ kənvə:dzj]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 naar één punt leiden ⇒ doen convergeren/samenkomen -
3 focus
n. focus, brandpunt (ook in computers); (in computers) de plaats in een conversatie raam voor de ontvangst van de invoer--------v. concentreren, in focus zetten, samenvattenfocus1[ fookəs] 〈meervoud: ook foci〉♦voorbeelden:tuberculous focus • tuberculeuze haard2 scherpte♦voorbeelden:in(to) focus • scherpbring something into focus • scherp stellen op ietscome into focus • in het brandpunt komen 〈 ook figuurlijk〉; duidelijk in beeld komen 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 duidelijk gedefinieerd wordenout of focus • onscherp————————focus2〈werkwoord; ook focussed〉3 (zich) scherp stellen/instellen ⇒ scherp zien, scherp in beeld brengen♦voorbeelden:focus one's attention on • zijn aandacht concentreren op -
4 concenter
v. samenkomen op een gemeenschappelijk punt (Wiskunde), convergeren naar; centraliseren -
5 converge on
samenkomen; zich concentreren; in een punt samenkomen, convergeren
См. также в других словарях:
konvergieren — Vsw zusammenlaufen, übereinstimmen per. Wortschatz fach. (18. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus l. convergere sich hinneigen, sich zusammenneigen , zu l. vergere sich neigen und l. con . Abstraktum: Konvergenz; Adjektiv: konvergent. Ebenso nndl.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache