-
1 cijferen
-
2 cijferen
-
3 cijferen
считать; вычислять; считать вычислять* * *гл.общ. вычислять, считать -
4 cijferen
adj. mathematical, arithmetical--------v. figure, cipher; calculate -
5 cijferen
1) siffra2) gestalt3) aritmetik4) figur -
6 cijferen
arithmétique -
7 cijferen
aritmétika -
8 dat valt niet weg te cijferen
dat valt niet weg te cijferen -
9 de computer is niet meer uit onze maatschappij weg te cijferen
de computer is niet meer uit onze maatschappij weg te cijferenDeens-Russisch woordenboek > de computer is niet meer uit onze maatschappij weg te cijferen
-
10 wegcijferen
♦voorbeelden:dat valt niet weg te cijferen • il faut absolument en tenir comptede computer is niet meer uit onze maatschappij weg te cijferen • notre société est inconcevable sans ordinateur -
11 вычислять
vgener. becijferen, voorcijferen, voorrekenen, berekenen, calculeren, cijferen, rekenen, uitcijferen, uitrekenen -
12 считать
vgener. achten, aftellen (в детских играх), bijrekenen, houden, rekenen, rekenen (tot-çà), aanmerken, aannemen, berekenen, beschouwen, bevinden, bijtellen, cijferen, in de mening verkeren, keuren (плохим, хорошим и т.п.), menen, schatten, tellen, van mening zijn, vermenen, vinden, voortellen, wanen
См. также в других словарях:
Lernen — 1. As (wenn) dü lernst, Chasergüt. (Jüd. deutsch. Warschau.) Wortspiel mit Chaser = Schwein, und dem Zeitworte chasern = wiederholen. 2. Bat me lärt hiät, dat friet iäm kain Brot af. (Iserlohn.) – Woeste, 72, 184. 3. Bei was man ist, das lernt… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon