-
1 Maß
Maß1〈v.; Maß, Maß(e)〉 〈 Zuid-Duitsland, Oostenrijk〉————————Maß2〈o.; Maßes, Maße〉2 maat, meetwerktuig♦voorbeelden:2 ein gerüttelt Maß • een hele hoop, heel watdas Maß an etwas 〈 4e naamval〉 anlegen • iets af-, opmetendas Maß ist voll! • de maat is vol!ein Anzug nach Maß • een pak op maatMaß halten • maathouden, zich matigenetwas auf das rechte Maß bringen • iets tot de juiste proporties terugbrengenin, mit Maßen • met matein reichem Maße • in ruime mate〈 formeel〉 über alle, die Maßen • buitengewoon, bovenmatigüber jedes Maß hinausgehen • alle perken te buiten gaanohne Maß und Ziel • buitensporig, mateloosweder Maß noch Ziel kennen • paal noch perk kennen -
2 Puppe
Puppe〈v.; Puppe, Puppen〉3 〈dramaturgie; figuurlijk〉pop, marionet♦voorbeelden:3 die Puppen tanzen lassen • (a) iedereen naar z'n pijpen laten dansen; (b) de bloemetjes buitenzetten -
3 ausschweifend
-
4 bis in die Puppen feiern
bis in die Puppen feiernWörterbuch Deutsch-Niederländisch > bis in die Puppen feiern
-
5 exorbitant
exorbitant -
6 extravagant
extravagant -
7 exzessiv
exzessiv -
8 horrend
horrend -
9 im Übermaß
im Übermaß -
10 ohne Maß und Ziel
buitensporig, mateloos -
11 unmäßig
-
12 wahnsinnig
wahnsinnig♦voorbeelden: -
13 Übermaß
Übermaß〈o.〉♦voorbeelden: -
14 überdimensional
überdimensional1 buitensporig groot ⇒ kolossaal, enorm -
15 übermäßig
übermäßig
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский