-
1 breit
2 breedvoerig, uitvoerig ⇒ breedsprakig♦voorbeelden:1 breit gefächert • veelzijdig, ruim, wijdvertaktsich breit machen • (a) veel plaats innemen, zich installeren; (b) gewichtig, dik doen • (c) zich doen gelden, om zich heen grijpen; 〈 (d) pejoratief〉intrekken, komen wonen¶ eine breite Aussprache • een breedgerekte, platte uitspraak -
2 wortreich
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский