-
1 botheid
-
2 botheid
-
3 botheid
глупость; тупость; тупоумие; неотёсанность* * *сущ.общ. глупость, тупость -
4 botheid
bobedat, soketadaDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > botheid
-
5 botheid
n. bluntness, dullness; crudeness, rudeness -
6 botheid
-
7 botheid
bobedat, soketada -
8 bobedat
botheid [F], domheid [F], schaapachtigheid [F], stomheid [F]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > bobedat
-
9 soketada
botheid [F], domheid [F], schaapachtigheid [F], stomheid [F]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > soketada
-
10 bobedat
botheid [F], domheid [F], schaapachtigheid [F], stomheid [F] -
11 soketada
botheid [F], domheid [F], schaapachtigheid [F], stomheid [F] -
12 глупость
ngener. onbenulligheid, domheid, enormiteit, gekheid, gekkigheid, krankzinnigheid, mal, malheid, malligheid, stomheid, stupiditeit, botheid, dommigheid, dwaasheid, ezelachtigheid, geesteloosheid, nonsens, onnozelheid, onverstand, onzinnigheid, stommigheid, stommiteit, zotheid, zottigheid -
13 тупость
ngener. onbenulligheid, geesteloosheid, stompheid, sufferij, beperktheid, botheid, ezelachtigheid, stupiditeit, sufheid -
14 thickness
n. dikte; laag[ θiknəs]1 dikte ⇒ afmeting in de dikte; dik gedeelte/stuk; dichtheid, lijvigheid, concentratie 〈 van vloeistoffen〉; het dicht bezet/bezaaid/opeengepakt zijn; troebelheid; mistigheid4 laag♦voorbeelden:1 length, width, and thickness • lengte, breedte en diktea thickness of five inches • een dikte/breedte van vijf inch -
15 crassitude
n. botheid, lompheid, gebrek aan manieren -
16 глупость
ngener. onbenulligheid, domheid, enormiteit, gekheid, gekkigheid, krankzinnigheid, mal, malheid, malligheid, stomheid, stupiditeit, botheid, dommigheid, dwaasheid, ezelachtigheid, geesteloosheid, nonsens, onnozelheid, onverstand, onzinnigheid, stommigheid, stommiteit, zotheid, zottigheid -
17 тупость
ngener. onbenulligheid, geesteloosheid, stompheid, sufferij, beperktheid, botheid, ezelachtigheid, stupiditeit, sufheid -
18 hout
1 [stof waaruit bomen bestaan] wood♦voorbeelden:1 een lading/stuk hout • a load/piece of wood〈 figuurlijk〉 van dik hout zaagt men planken • 〈 met betrekking tot overdrijven〉 he/she 〈enz.〉 is laying it on thick ; 〈 met betrekking tot botheid〉 not very subtle, is he/she 〈enz.〉hout hakken/zagen • chop/saw woodhout sprokkelen • gather wooddie redenering snijdt geen hout • that line of reasoning will not wash -
19 van dik hout zaagt men planken
van dik hout zaagt men planken〈 met betrekking tot overdrijven〉 he/she 〈enz.〉 is laying it on thick ; 〈 met betrekking tot botheid〉 not very subtle, is he/she 〈enz.〉Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > van dik hout zaagt men planken
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Пенджабский
- Русский
- Французский