-
1 botheid
-
2 botheid
-
3 botheid
глупость; тупость; тупоумие; неотёсанность* * *сущ.общ. глупость, тупость -
4 botheid
n. bluntness, dullness; crudeness, rudeness -
5 botheid
-
6 botheid
bobedat, soketada -
7 глупость
ngener. onbenulligheid, domheid, enormiteit, gekheid, gekkigheid, krankzinnigheid, mal, malheid, malligheid, stomheid, stupiditeit, botheid, dommigheid, dwaasheid, ezelachtigheid, geesteloosheid, nonsens, onnozelheid, onverstand, onzinnigheid, stommigheid, stommiteit, zotheid, zottigheid -
8 тупость
ngener. onbenulligheid, geesteloosheid, stompheid, sufferij, beperktheid, botheid, ezelachtigheid, stupiditeit, sufheid -
9 hout
1 [stof waaruit bomen bestaan] wood♦voorbeelden:1 een lading/stuk hout • a load/piece of wood〈 figuurlijk〉 van dik hout zaagt men planken • 〈 met betrekking tot overdrijven〉 he/she 〈enz.〉 is laying it on thick ; 〈 met betrekking tot botheid〉 not very subtle, is he/she 〈enz.〉hout hakken/zagen • chop/saw woodhout sprokkelen • gather wooddie redenering snijdt geen hout • that line of reasoning will not wash -
10 van dik hout zaagt men planken
van dik hout zaagt men planken〈 met betrekking tot overdrijven〉 he/she 〈enz.〉 is laying it on thick ; 〈 met betrekking tot botheid〉 not very subtle, is he/she 〈enz.〉Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > van dik hout zaagt men planken
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Пенджабский
- Русский
- Французский