-
1 gallivant
-
2 durchbummeln
-
3 бездельничать
v1) gener. hangen rond, klungelen, koekeloeren, kwezelen, aan de boemel zijn, boemelen, dagdieven, de zevende dag zoeken, flierefluiten, lanterfanten, lediggaan, leeglopen, maroderen, niksen, zijn tijd verprutsen2) colloq. op marode gaan3) liter. kringetjes spugen -
4 ехать поездом, останавливающимся на всех станциях
vgener. boemelenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > ехать поездом, останавливающимся на всех станциях
-
5 кутить
v1) gener. aan de zwier gaan, zijn, maroderen, slampampen, aan de boemel zijn, aan de sjouw zijn, aan de zwabber zijn, boemelen, brassen, (только inf) flierefluiten, fuiven, op de sjouw zijn, pierewaaien, sjouwen, slempen, zwieren2) colloq. op marode gaan3) liter. aan de rol gaan, aan de rol zijn -
6 лодырничать
vgener. aan de boemel zijn, boemelen, de zevende dag zoeken, leeglopen -
7 останавливаться на каждом полустанке
vgener. boemelen (о поезде)Russisch-Nederlands Universal Dictionary > останавливаться на каждом полустанке
-
8 прожигать жизнь
vgener. boemelen -
9 gallivant about
gallivant about -
10 noce
noce [nos]〈v.〉2 bruiloftsstoet ⇒ bruiloftsgasten, -gangers♦voorbeelden:1 le jour de ses noces • zijn, haar trouwdagnoces d'or • gouden bruiloft1. f 2. nocesf pl -
11 bamboula
bamboula [bãboelaa]〈v.〉♦voorbeelden: -
12 bringue
bringue [brẽg]〈v.〉 〈 informeel〉2 zuippartij ⇒ vreetpartij, uitspatting♦voorbeelden:2 faire la bringue • boemelen, uitspatten, de bloemetjes buiten zetten -
13 faire la bamboula
faire la bamboulaboemelen, aan de rol, zwier zijn -
14 faire la bringue
faire la bringueboemelen, uitspatten, de bloemetjes buiten zetten -
15 faire la java
faire la javaboemelen, pierewaaien -
16 faire la noce
faire la noce -
17 java
java [zĵaavaa]〈v.〉♦voorbeelden: -
18 schwiemeln
-
19 sumpfen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский