-
1 Angehörige
-
2 Angehöriger
-
3 Grad
〈m.; Grad(e)s, Grade〉♦voorbeelden:1 zehn Grad Kälte, Wärme • tien graden onder, boven nulein Verwandter zweiten Grades • een bloedverwant in de tweede graadein Offizier im Grad eines Obersten • een officier met de rang van kolonelin gering(er)em Grade • in mindere mateum einen Grad dunkler • ietsje donkerder〈 figuurlijk〉 sich um hundertachtzig Grad drehen • het roer omgooien, overstag gaanbis zu einem gewissen Grade • tot op zekere hoogte -
4 Verwandte
-
5 Verwandter
-
6 ein Verwandter zweiten Grades
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > ein Verwandter zweiten Grades
-
7 ein naher Angehöriger
-
8 ein weitläufiger Verwandter
————————Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > ein weitläufiger Verwandter
-
9 nahe
nahe1〈bijvoeglijk naamwoord; näher, (am) nächst(en)〉3 na ⇒ nauw, eng♦voorbeelden:jemandem nahe bleiben • in iemands omgeving blijvenjemandem etwas nahe bringen • iemand vertrouwd maken met iets, iemand iets bijbrengenjemandem nahe gehen • iemand aangrijpen, aan het hart gaan, leed doeneiner Sache nahe kommen • iets benaderen, naderen tot iets, dichtbij iets komenjemandem geistig nahe kommen • geestelijk nader komen tot iemandjemandem etwas nahe legen • iemand iets (nadrukkelijk) aanraden, op het hart drukkendas legt die Vermutung nahe, dass • dat doet vermoeden datnahe liegen • voor de hand liggenjemandem nahe stehen • nauwe banden hebben met iemandjemandem freundschaftlich nahe stehen • met iemand op vriendschappelijke voet staanjemandem nahe treten • iemand nader komen, nadere betrekkingen aanknopen met iemandjemandem menschlich nahe treten • iemand op het menselijke vlak nader komen〈 figuurlijk〉 jemandem zu nahe treten • iemand te na komen, iemand kwetsenvon nahem • van dichtbijzum Greifen nahe • in reikwijdtein naher, nächster Zukunft • in de naaste toekomstnahe bevorstehen • op handen, op til zijnnahe daran sein, etwas zu tun • op het punt staan iets te doeneiner Sache näher kommen • tot de kern van de zaak komen————————nahe2〈voorzetsel + 3〉 〈 formeel〉1 in de nabijheid van, dicht bij♦voorbeelden:dem Wahnsinn nahe • de waanzin nabij -
10 weitläufig
weitläufig♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Nachbar — 1. A Nobesch Kenger un Renger vergibt mer sich net. (Bedburg.) Nachbarskinder kennt man und dessen Rinder auch. 2. An gâden Nâibar as bêdarüsh an fiiren (widjen) Frinj. (Amrum.) – Haupt, VIII, 366, 260; Johansen, 150. Ein guter Nachbar ist besser … Deutsches Sprichwörter-Lexikon