-
41 de onderneming bleek wel rendabel te zijn
de onderneming bleek wel rendabel te zijnthe venture appeared to be profitable/be making moneyVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de onderneming bleek wel rendabel te zijn
-
42 de sleutel bleek onvindbaar
de sleutel bleek onvindbaarVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de sleutel bleek onvindbaar
-
43 een bleek gelaat
een bleek gelaatVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een bleek gelaat
-
44 het bleek een trucje te zijn
het bleek een trucje te zijnit turned out/proved to be a trickVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het bleek een trucje te zijn
-
45 het bleek mij/hem dat …
het bleek mij/hem dat …it became clear to me/him that …Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het bleek mij/hem dat …
-
46 hij bleek goed/slecht georiënteerd
hij bleek goed/slecht georiënteerdhe appeared to be well/badly orientedVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij bleek goed/slecht georiënteerd
-
47 hij bleek niet opgewassen tegen die taak
hij bleek niet opgewassen tegen die taakthe task proved beyond him/too much for himVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij bleek niet opgewassen tegen die taak
-
48 hij bleek niet vatbaar voor overtuiging
hij bleek niet vatbaar voor overtuigingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij bleek niet vatbaar voor overtuiging
-
49 zie ik zo bleek?
zie ik zo bleek?what/who do you take me for?Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zie ik zo bleek?
-
50 zijn taxatie van de afstand bleek aardig te kloppen
zijn taxatie van de afstand bleek aardig te kloppenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn taxatie van de afstand bleek aardig te kloppen
-
51 zijn vermissing bleek pas de volgende dag
zijn vermissing bleek pas de volgende dagVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn vermissing bleek pas de volgende dag
-
52 zo wit/bleek als een lijk
zo wit/bleek als een lijkVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zo wit/bleek als een lijk
-
53 hij ziet bleek
мест.общ. он выглядит бледным -
54 dodelijk bleek
adj. deathly pale -
55 white-faced
bleek -
56 faded
bleek -
57 pale
bleek -
58 pallid
bleek -
59 бледный
bleek, kleurloos, vaal -
60 бледнеть
bleek wуrden
См. также в других словарях:
Bleek — ist der Familienname folgender Personen: Dorothea Bleek (1873–1948), deutsche Sprachwissenschaftlerin Friedrich Bleek (1793–1859), deutscher biblischer Gelehrter Karl Theodor Bleek (1898–1969), deutscher Oberbürgermeister, Politiker und… … Deutsch Wikipedia
Bleek — may mean:*Friedrich Bleek (1793 1859), German biblical scholar *Wilhelm Bleek (1827 1875), German linguist *Memphis Bleek, New York rapperee also* Bleak … Wikipedia
Bleek — Bleek, Friedrich, geb. 1793 zu Arensbök in Holstein, studirte in Kiel u. Berlin Theologie, habilitirte sich an letzterem Orte u. wurde 1825 Professor, folgte aber 1829 einem Rufe als Professor der Theologie nach Bonn; er schr.: Der Brief an die… … Pierer's Universal-Lexikon
Bleek — Bleek, 1) Friedrich, prot. Theolog, geb. 4. Juli 1793 zu Ahrensbök in Holstein, geb. 27. Febr. 1859 in Bonn, ward zu Berlin 1818 Repetent, 1823 außerordentlicher Professor der Theologie und 1829 ordentlicher Professor in Bonn. Sein bedeutendstes… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Bleek. — Bleek., bei Tiernamen Abkürzung für Pieter Bleeker, holländ. Arzt, geb. 1819, gest. 1878. Indische Fische … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Bleek — Bleek, Friedr., prot. Theolog, geb. 4. Juli 1793 zu Ahrensböck (Holstein), gest. 27. Febr. 1859 als Prof. der Theologie zu Bonn, ausgezeichnet als Bibelerklärer. Hauptwerke: »Der Brief an die Hebräer« (3 Bde., 1828 40), »Einleitung in das A.T.«… … Kleines Konversations-Lexikon
Bleek — Bleek, Friedrich, geb. zu Arensbök in Holstein 1793, 1823 außerordentl. Professor der Theologie in Berlin, 1829 in Bonn; schrieb u.a.: »Der Brief an die Hebräer« 4 Bde., Berlin 1840; »Beiträge zur Evangelienkritik«, Berlin 1846 … Herders Conversations-Lexikon
Bleek — Bleek, Wilhelm Heinrich Immanuel, Afrikanist, * Berlin 8. 3. 1827, ✝ Kapstadt 17. 8. 1875; einer der Begründer der Afrikanistik, schuf die Grundlagen für die vergleichende Bantuistik sowie die Bezeichnung »Bantu« und beschäftigte sich auch mit… … Universal-Lexikon
BLEEK, FRIEDRICH° — (1793–1859), German Bible critic; professor of theology at Bonn from 1829 to 1859. Bleek maintained that the basic document of the Pentateuch is the Elohist (the E document) which has been supplemented by sections from an unconnected Yahwist… … Encyclopedia of Judaism
Bleek, Wilhelm — ▪ German linguist born March 8, 1827, Berlin died August 17, 1875, Cape Town comparative linguist known for his pioneer studies of South African languages as the “Father of Bantu Philology.” In his doctoral dissertation at the… … Universalium
Bleek — 1. Übernamen zu mnd. blek »bleich, weiß, farblos«. 2. Bleck (1.) … Wörterbuch der deutschen familiennamen