-
1 Blaue
Blaue(s)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; o.〉♦voorbeelden:¶ ins Blaue (hinein) • in het wilde weg, erop loseine Fahrt ins Blaue • tocht(je), uitstapje met onbekende bestemmingdas Blaue vom Himmel herunterlügen • liegen dat men zwart zietdas Blaue vom Himmel herunterreden • er (maar) op los pratenjemandem das Blaue vom Himmel (herunter)versprechen • iemand van alles en nog wat beloven -
2 Bläue
-
3 blaue Jungen s
-
4 eine Fahrt ins Blaue
eine Fahrt ins Blaue————————eine Fahrt ins Blauetocht(je), uitstapje met onbekende bestemming -
5 das Blaue Band
-
6 das Blaue vom Himmel herunterlügen
das Blaue vom Himmel herunterlügenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > das Blaue vom Himmel herunterlügen
-
7 das Blaue vom Himmel herunterreden
das Blaue vom Himmel herunterredenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > das Blaue vom Himmel herunterreden
-
8 der blaue Planet
de blauwe planeet, de aarde -
9 die blaue Stunde
-
10 ins Blaue hinein
ins Blaue (hinein)in het wilde weg, erop los -
11 jemandem das Blaue vom Himmel herunter versprechen
jemandem das Blaue vom Himmel (herunter)versprechenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem das Blaue vom Himmel herunter versprechen
-
12 Blaues
Blaue(s)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; o.〉♦voorbeelden:¶ ins Blaue (hinein) • in het wilde weg, erop loseine Fahrt ins Blaue • tocht(je), uitstapje met onbekende bestemmingdas Blaue vom Himmel herunterlügen • liegen dat men zwart zietdas Blaue vom Himmel herunterreden • er (maar) op los pratenjemandem das Blaue vom Himmel (herunter)versprechen • iemand van alles en nog wat beloven -
13 Band
Band1〈m.; Band(e)s, Bände〉1 band, (boek)deel♦voorbeelden:————————Band2〈v.; Band, Bands〉————————Band3〈o.; Band(e)s, Bänder〉1 lint, band♦voorbeelden:2 ein neues Modell auf Band legen • een nieuw model, type in productie nemen————————Band4〈o.; Band(e)s, Bande〉♦voorbeelden:zarte Bande knüpfen • een liefdesbetrekking aanknopen -
14 Fahrt
〈v.; Fahrt, Fahrten〉1 het rijden, rit2 het varen, vaart3 vaart, snelheid♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 freie Fahrt bekommen, haben • (a) mogen beginnen; (b) kunnen doen en laten wat men wilein Schiff in Fahrt setzen • een schip in de vaart brengenin Fahrt kommen • op snelheid komen4 gute Fahrt! • goede reis!eine Fahrt ins Blaue • een uitstapje met onbekende bestemming¶ 〈 informeel〉 jemanden in Fahrt bringen • (a) iemand in een goede stemming brengen; (b) iemand kwaad, woedend maken -
15 Junge
Junge〈m.; Jungen, Jungen; meervoud regionaal Jungens of Jungs〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 schwerer Junge • zware jongen, gevaarlijke misdadiger————————Junge(s)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; o.〉♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 wie die Alten sungen, so zwitschern auch die Jungen • gelijk de ouden zongen, zo piepen de jongen -
16 Milch
〈v.; Milch〉♦voorbeelden:entrahmte Milch • tapte-, ondermelkgestandene Milch • gestremde melknicht viel in die Milch zu brocken haben • het niet ruim hebbenwie Milch und Blut aussehen • een zeer gezonde kleur hebben -
17 Planet
Planet〈m.; Planeten, Planeten〉♦voorbeelden:¶ der blaue Planet • de blauwe planeet, de aarde -
18 Stunde
Stunde〈v.; Stunde, Stunden〉♦voorbeelden:in einer Dreiviertelstunde, in drei viertel Stunden • (a) in drie kwartier (tijd); (b) over drie kwartierzu früher Stunde • vroeg (in, op de morgen)eine knappe Stunde • een uurtje, een klein uur〈 formeel〉 zu später, vorgerückter Stunde • laat (op de dag, avond)alle zwei Stunden • om de twee uurer kam auf, für eine Stunde vorbei • hij kwam een uurtje langsum diese Stunde • rond dit uurStunde um Stunde • uur na uurunter einer Stunde • in minder dan een uurvor einer Stunde • een uur geledenzu dieser Stunde • op dit uurenglische Stunden nehmen • Engelse les volgen3 zu gelegener Stunde • te gelegener ure, tijdseine große Stunde war gekommen • het grote ogenblik was voor hem aangebrokenin letzter, zwölfter Stunde • te elfder urejemandes letzte Stunde hat geschlagen, ist gekommen • iemands laatste uur heeft geslagenzur selben Stunde • terzelfder ure, op hetzelfde momentbis zur Stunde • tot nu toe, tot op het momentzu jeder Stunde • te allen tijde, altijdzur Stunde • op dit, het ogenblik -
19 blau
См. также в других словарях:
Bläue — 〈f. 19; unz.〉 1. blaue Beschaffenheit, blaue Färbung 2. = Blaufäule * * * Bläue, die; [mhd. blæwe] (geh.): blaue Farbe, blaues Aussehen; das Blausein: die wolkenlose B. des Himmels. * * * Bläue, Blaufäule, blaugraue Holzverfärbung, besonders an … Universal-Lexikon
Blaue — das; nur in 1 ins Blaue zu einem Ziel, das nicht vorher bestimmt ist oder das die meisten nicht kennen <eine Fahrt, eine Wanderung, ein Ausflug ins Blaue> 2 das Blaue vom Himmel herunterlügen gespr; große Lügen erzählen 3 jemandem das Blaue … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Bläue — an gelagertem Nadelholz Bläue ist eine bläuliche oder blaugraue Verfärbung von Holz, die von bestimmten Pilzen (insbesondere verschiedenen Ascomyceten) verursacht wird. Es handelt sich dabei nicht um eine Holzfäule, da Bläuepilze sich lediglich… … Deutsch Wikipedia
Bläue — die; ; nur Sg; die blaue (1) Farbe, die blaue Beschaffenheit: die Bläue des Meeres … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Blaue — steht für Alwin Blaue, (1896–1958), deutscher Maler, Graphiker, Bildhauer und Kunsthandwerker Blaue von St. Niklaas, belgische Hauskaninchenrasse. Siehe auch Blau Diese Seite ist eine … Deutsch Wikipedia
Blaue — Blaue, das; n {{link}}K 72{{/link}}; das Blaue vom Himmel [herunter]reden; Fahrt ins Blaue … Die deutsche Rechtschreibung
Bläue — Bläue, so v.w. Blaue Farbe 2) … Pierer's Universal-Lexikon
Blaue — Blaue, 1) eine der Parteien im Circus zu Constantinopel, welche nachher politische Bedeutung erhielten, s.u. Byzantinisches Reich; 2) die Republikaner in der Vendée … Pierer's Universal-Lexikon
Bläue — Bläue, die; (Himmel[sblau]) … Die deutsche Rechtschreibung
Blaue Fichtenholzwespe — (Sirex noctilio), ♀ Systematik Ordnung: Hautflügler (Hymenoptera) … Deutsch Wikipedia
Blaue Narzisse — Sprache Deutsch Erstausgabe 1 … Deutsch Wikipedia