-
1 blanch
v. wit maken, bleken; doen verbleken; pellen; verbleken, wit worden[ bla:ntsj]1 bleek/wit worden ⇒ verschieten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen verbleken ⇒ bleken, ontkleuren -
2 parboil
v. halfkoken; te veel gewarmd[ pa:bojl] 〈 culinaria〉 -
3 parboiling
n. het blancheren, het even aan de kook brengen
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский