-
1 suffrage
suffrage [suufraazĵ]〈m.〉1 stem ⇒ votum, suffrage♦voorbeelden:suffrage indirect • trapsgewijze verkiezingsuffrage restreint • beperkt (algemeen) kiesrechtsuffrage universel • algemeen kiesrecht¶ rallier tous les suffrages • alle stemmen op zich verenigen, de algemene instemming verkrijgenm1) stem2) stemming3) goedkeuring, bijval -
2 acclamation
acclamation [aaklaamaasjõ]〈v.〉1 toejuiching ⇒ bijval, applaus♦voorbeelden:1. f 2. acclamationsf plapplaus, bijval -
3 applaudissement
applaudissement [aaploodiesmã]〈m., vaak meervoud〉= applaudissements; m (pl)1) applaus, toejuiching2) bijval, goedkeuring -
4 approbation
approbation [aaprobbaasjõ]〈v.〉2 instemming ⇒ bijval, erkenning♦voorbeelden:f1) goedkeuring, toestemming2) instemming, bijval -
5 adhérer
adhérer (à) [aadeeree]〈 werkwoord〉 -
6 chorus
-
7 remporter tous les suffrages
remporter tous les suffragesDictionnaire français-néerlandais > remporter tous les suffrages
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский