Перевод: с нидерландского на французский

с французского на нидерландский

bezigheid

Толкование Перевод

1 bezigheid

bezigheid

1 occupation 〈v.〉

♦voorbeelden:

1 bezigheden buitenshuis hebbende • ayant ses activités au dehors

Deens-Russisch woordenboek > bezigheid
2 bezigheid

v

occupation f, activité f

Nederlands-Frans woordenboek > bezigheid
3 bezigheid

occupation

Nederlands-Franse woordenlijst > bezigheid
4 hardlopen is een energieverslindende bezigheid

hardlopen is een energieverslindende bezigheid

la course absorbe beaucoup d'énergie

Deens-Russisch woordenboek > hardlopen is een energieverslindende bezigheid
5 buitenshuis

buitenshuis

1 à l'extérieur

♦voorbeelden:

1 buitenshuis eten • manger au restaurant

zij slaapt buitenshuis • elle ne dort pas à la maison

→ link=bezigheid bezigheid

Deens-Russisch woordenboek > buitenshuis
6 zij slaapt buitenshuis

zij slaapt buitenshuis

elle ne dort pas à la maison

→ link=bezigheid bezigheid

Deens-Russisch woordenboek > zij slaapt buitenshuis
7 energieverslindend

energieverslindend, energievretend

1 gros consommateur/grosse consommatrice (d'énergie)

♦voorbeelden:

1 een energieverslindend apparaat • un appareil qui bouffe de l'énergie

hardlopen is een energieverslindende bezigheid • la course absorbe beaucoup d'énergie

Deens-Russisch woordenboek > energieverslindend
8 hoofdwerk

hoofdwerk

1 [denkwerk] travail 〈m.; meervoud: travaux〉 intellectuel(s)

2 [voornaamste bezigheid] occupation 〈v.〉 principale

3 [voornaamste voortbrengsel] oeuvre 〈v.〉 capitale

Deens-Russisch woordenboek > hoofdwerk
9 liefdewerk

liefdewerk

1 [naastenliefde] bonne oeuvre 〈v.〉

2 [liefdadige bezigheid] bienfaisance 〈v.〉

♦voorbeelden:

1 een liefdewerk verrichten • faire une bonne oeuvre

2 het is liefdewerk oud papier • c'est par pur idéalisme (qu'il, qu'elle le fait)

Deens-Russisch woordenboek > liefdewerk
10 occupatie

occupatie

1 [bezetting] occupation 〈v.〉

2 [bezigheid] occupation ⇒ 〈 tijdverdrijf〉 passe-temps 〈m., onveranderlijk〉

Deens-Russisch woordenboek > occupatie
11 rusteloosheid

rusteloosheid

1 [voortdurende bezigheid] activité 〈v.〉 continuelle

2 [ongedurigheid] agitation 〈v.〉

Deens-Russisch woordenboek > rusteloosheid
12 sport

sport

1 [(lichamelijke) bezigheid] sport 〈m.〉

2 [trede] échelon 〈m.〉〈 ook figuurlijk〉

♦voorbeelden:

1   een sport beoefenen • pratiquer un sport

     veel aan sport doen • être sportif

     een sport van iets maken • faire un sport de qc.

2   op de onderste sport staan • occuper le dernier échelon

Deens-Russisch woordenboek > sport

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с нидерландского на французский

bezigheid

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с нидерландского на французский

bezigheid

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: