-
1 bezigheid
-
2 дело
ngener. affaire, daad, practijk, praktijk, stuk, zaak, aangelegenheid, beroepsbezigheid, bezigheid, corvee, dossier, geding (судебное), karwei, materie, punt, (судебное) rechtsgeding, werk -
3 занятие
ngener. dienstverband, beroep, bezetting, uitoefening, beoefening, bestaansmiddel, betrekking, bezigheid, emplooi, occupatie, werkzaamheid -
4 работа
n1) gener. dienstverband, betrekking, corvee, karwei, werkstuk, werkzaamheid, werk, arbeid, baan, bezigheid, broodwinning, makelij, (тяжёлая, научная,...) werkzaamheden2) math. functie
Перевод: с нидерландского на русский
с русского на нидерландский- С русского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Пенджабский
- Русский
- Французский