-
1 bewegen
1 [in beweging brengen] move4 [overhalen, aanzetten] move ⇒ induce/bring/get (someone to)♦voorbeelden:1 op en neer/heen en weer bewegen • move up and down/to and fro; 〈 snel〉 bob; wag, waggle 〈 lichaamsdeel〉2 de veer beweegt het uurwerk • the spring keeps the works in motion/runningII 〈wederkerend werkwoord; zich bewegen〉3 [met een bepaald onderwerp/terrein te maken hebben] be engaged (in), be active (in (the field of)) 〈 met betrekking tot personen〉; be concerned (with) 〈 met betrekking tot boek, film e.d.〉♦voorbeelden:u beweegt u te weinig • you don't get enough exercise♦voorbeelden:bewegende delen • moving partsniet bewegen! • don't move!in een baan rond de aarde bewegen • orbit the earth -
2 bewegen
n. moving, stirring--------v. move, stir; induce, impel -
3 bewegen
• to move -
4 de resultaten bewegen zich in opgaande lijn
de resultaten bewegen zich in opgaande lijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de resultaten bewegen zich in opgaande lijn
-
5 iemand tot iets bewegen
iemand tot iets bewegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand tot iets bewegen
-
6 ik kan me nauwelijks bewegen
ik kan me nauwelijks bewegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik kan me nauwelijks bewegen
-
7 in een baan rond de aarde bewegen
in een baan rond de aarde bewegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in een baan rond de aarde bewegen
-
8 niet bewegen!
niet bewegen!don't move! -
9 op en neer/heen en weer bewegen
op en neer/heen en weer bewegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op en neer/heen en weer bewegen
-
10 ritmisch bewegen
ritmisch bewegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ritmisch bewegen
-
11 zich geordend bewegen
zich geordend bewegenmove/walk in an orderly mannerVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich geordend bewegen
-
12 zich houterig bewegen
zich houterig bewegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich houterig bewegen
-
13 zich in dalende lijn bewegen
zich in dalende lijn bewegenbe on the decline, show a downward tendencyVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich in dalende lijn bewegen
-
14 zich in de richting bewegen van
zich in de richting bewegen vanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich in de richting bewegen van
-
15 zich in opwaartse/neerwaartse richting bewegen
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich in opwaartse/neerwaartse richting bewegen
-
16 zich in stijgende lijn bewegen
zich in stijgende lijn bewegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich in stijgende lijn bewegen
-
17 zich lomp bewegen
zich lomp bewegenmove clumsily/in an ungainly mannerVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich lomp bewegen
-
18 zich loom bewegen
zich loom bewegenmove heavily/sluggishlyVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich loom bewegen
-
19 zich majestueus bewegen
zich majestueus bewegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich majestueus bewegen
-
20 zich springerig bewegen
zich springerig bewegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich springerig bewegen
См. также в других словарях:
Bewègen — Bewègen, verb. reg. act. außer in der dritten figürlichen Bedeutung, wo es bewog, bewogen hat; den Ort eines Körpers verändern. 1. Eigentlich, wo dieses Wort in einem verschiedenen Umfange der Bedeutung gebraucht wird. 1) In der weitesten… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
bewegen — ¹bewegen 1. a) rühren; (geh.): regen. b) anregen, anstoßen, Impulse geben, in die Wege leiten, in Gang bringen, verändern; (ugs.): [den Stein] ins Rollen bringen; (bildungsspr.): initiieren. 2. a) aufwühlen, berühren, ergreifen, erregen,… … Das Wörterbuch der Synonyme
bewegen — V. (Grundstufe) die Lage, Position von jmdm., etw. verändern Beispiele: Der Kranke kann den linken Arm nicht bewegen. Ein leichter Wind bewegte die Fahnen. Der Hund bewegte seinen Schwanz. Kollokation: etw. nicht von der Stelle bewegen können… … Extremes Deutsch
bewegen — bewegen, bewegt, bewegte, hat bewegt 1. Ich kann mich vor Schmerzen kaum noch bewegen. 2. Ich kann meinen Finger nicht mehr bewegen … Deutsch-Test für Zuwanderer
bewegen — [Wichtig (Rating 3200 5600)] Auch: • wegfahren Bsp.: • Bitte fahre dein Auto weg … Deutsch Wörterbuch
bewegen — ansteuern; zugehen auf; (sich) nähern; Platz (Lage) wechseln; in Bewegung setzen * * * 1be|we|gen [bə ve:gn̩]: 1. a) <tr.; hat die … Universal-Lexikon
bewegen — be·we̲·gen1; bewegte, hat bewegt; [Vt] 1 etwas (irgendwohin) bewegen bewirken, dass etwas an einen anderen Ort oder in eine andere Position kommt: Nur zusammen konnten sie den schweren Schrank von der Stelle bewegen; Seit dem Unfall kann er das… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
bewegen — 1bewegen »veranlassen«: Die Präfixbildung mhd. bewegen »bewegen«, mhd. sich bewegen »sich zu etwas entschließen«, ahd. biwegan »bewegen, abwägen« gehört zu dem einfachen starken Verb mhd. wegen »sich bewegen; Gewicht haben«, ahd. wegan »bewegen,… … Das Herkunftswörterbuch
bewegen — bewegen1 Vst. jmd. zu etwas veranlassen std. alt. (8. Jh.), mhd. bewegen, ahd. biwegan Stammwort. Präfigierung zu ahd. wegan, g. * weg a wiegen, bewegen , das unter wiegen1 behandelt ist und zu dem auch wägen gehört; bewegen hat heute ein… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
bewegen — Etwas bewegen wollen: Veränderungen herbeiführen wollen.{{ppd}} Viel bewegt haben: (nach kurzer Zeit) neue Entwicklungen eingeleitet, Festgefahrenes wieder in Gang gebracht haben, heute besonders von aktiven, erfolgreichen Politikern gesagt;… … Das Wörterbuch der Idiome
bewegen — bewäge bewegen (sich) rebbe (sich), wäge (sich) … Kölsch Dialekt Lexikon