-
61 klappa
1) tikken2) adhesie betuigen3) applaudisseren4) aanboren -
62 konstatera
1) beweren2) betuigen -
63 tacka
1) danken2) dank betuigen3) bedanken -
64 Beifall
Beifall〈m.〉♦voorbeelden:(jemandem) Beifall klatschen • (voor iemand) applaudisseren, klappenBeifall auf offener Bühne • een open doekjejemandem Beifall zollen • iemand bijvallen -
65 Beifall äußern
-
66 Dank
〈m.; Dank(e)s〉♦voorbeelden:1 besten, schönen, vielen Dank! • hartelijk bedankt!〈 informeel〉 tausend Dank! • heel hartelijk bedankt!Dank sagen • dankzeggen, z'n dank betuigendem Himmel sei Dank! • de hemel zij dank!vielen Dank für die Blumen! 〈 ironisch〉 • daar pas ik voor!jemandem etwas zu Dank machen • iemand iets naar de zin maken -
67 Dank sagen
dankzeggen, z'n dank betuigen -
68 Mitgefühl
Mitgefühl〈o.〉1 medelijden, -leven ⇒ begrip, sympathie♦voorbeelden:in herzlichem Mitgefühl • met gevoelens van innig medeleven -
69 Teilnahme
Teilnahme〈v.; Teilnahme〉1 deelneming, deelname♦voorbeelden:jemandes Teilnahme erwecken • iemands medeleven opwekken -
70 abstatten
abstatten〈 formeel〉1 brengen, doen♦voorbeelden:jemandem einen Besuch abstatten • iemand bezoeken -
71 antun
antun♦voorbeelden:jemandem eine Wohltat antun • iemand een weldaad bewijzenjemandem, einer Sache Schaden antun • iemand, iets schade toebrengen〈 formeel〉 jemandem, sich Zwang antun • iemand, zich dwingenvon der Musik angetan sein • van de muziek verrukt, weg zijn -
72 ausdrücken
ausdrücken1 (uit)drukken ⇒ (uit)persen, (uit)knijpen3 uitdrukken, uiten, formuleren♦voorbeelden:seine Haltung drückte Müdigkeit aus • zijn houding verried vermoeidheidetwas in, mit Worten ausdrücken • iets met woorden uitdrukken1 zich uitdrukken ⇒ zich uiten, spreken♦voorbeelden:1 sich klar und deutlich ausdrücken • (a) duidelijk formuleren; 〈 (b) figuurlijk〉 duidelijke taal spreken -
73 aussprechen
aussprechenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉1 uitspreken, ten einde sprekenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 uitspreken ⇒ zeggen, uiten♦voorbeelden:ein Urteil aussprechen • een oordeel vellender Regierung das Vertrauen aussprechen • zijn vertrouwen in de regering uitspreken3 tot uitdrukking komen, zich uiten ⇒ zich openbaren♦voorbeelden: -
74 beipflichten
beipflichten2 het eens zijn met ⇒ kunnen meegaan met, bijvallen3 instemmend zeggen, beamen, bevestigen -
75 beistimmen
beistimmen1 instemmen met, zijn instemming betuigen met ⇒ het eens zijn met, bijvallen -
76 bekunden
-
77 beteuern
-
78 beweisen
-
79 bezeigen
bezeigen1 blijk geven van, te kennen geven, betuigen ⇒ (be)tonen, bewijzen -
80 bezeugen
Страницы