-
1 déplorer
-
2 pleurer
pleurer [plurree]2 tranen♦voorbeelden:c'est bête à pleurer • dat is oerdompleurer de rire • zich een ongeluk lachenpleurer sur qn., qc. • iemand, iets betreurenc'est Jean qui pleure et Jean qui rit • het is (een) Jantje lacht en Jantje huilt→ rireII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 betreuren ⇒ bewenen, rouwen (om)♦voorbeelden:pleurer misère • z'n beklag doenv1) huilen2) tranen3) rouwen (om)4) vergieten [tranen] -
3 regretter
-
4 regret
regret [rəgre]〈m.〉♦voorbeelden:2 faire qc. à regret • iets ongaarne, tegen zijn zin doenà mon grand regret • tot mijn grote spijt, tot mijn leedwezenêtre au regret de • het betreuren datm1) spijt, leedwezen2) ongenoegen3) gemis -
5 repentir
-
6 désoler
désoler [deezollee]♦voorbeelden:2 se désoler (de ce) qu' on ne puisse, peut terminer un travail • het erg jammer vinden dat men een werk niet af kan maken -
7 peiner
peiner [pennee]1 zwoegen ⇒ ploeteren, zich uitslovenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 être peiné de … • het betreuren dat … -
8 pleurer sur qn., qc.
pleurer sur qn., qc.iemand, iets betreuren -
9 être au regret de
être au regret de -
10 être peiné de …
être peiné de …het betreuren dat …
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский