-
1 beterschap
mehorashonDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > beterschap
-
2 mehorashon
beterschap [F], verbetering [F], vooruitgangDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > mehorashon
-
3 mehorashon
beterschap [F], verbetering [F], vooruitgang -
4 convalescence
convalescence [kõvaalessãs]〈v.〉1 herstel(periode) ⇒ (het) weer gezond worden, beterschap♦voorbeelden:→ maisonf1) herstel(periode), beterschap2) ziekteverlof -
5 meilleure santé!
meilleure santé!beterschap!————————meilleure santé!beterschap! -
6 Besserung
Besserung〈v.; Besserung〉♦voorbeelden:gute Besserung! • (veel) beterschap! -
7 выздоровление
ngener. beterschap, genezing, herstel -
8 исправление
ngener. bekleding (должности), beterschap, verbetering, amendement, correctie, rectificatie -
9 обещать вести себя лучше
vgener. beterschap belovenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > обещать вести себя лучше
-
10 обещать исправиться
vgener. beterschap belovenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > обещать исправиться
-
11 поправка
n1) gener. amendement, rectificatie, beterschap, genezing, vooruitgang2) eng. (на что-л.) reductiefactor -
12 get well soon
spoedige beterschap -
13 quick recovery
snelle beterschap -
14 speedy recovery
snelle beterschap (wensen aan een zieke of gewonde) -
15 amélioration
amélioration [aameelie.orraasjõ]〈v.〉f -
16 meilleur
meilleur [mejjur]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉2 〈 na bepaald lidwoord〉(de, het) beste♦voorbeelden:1 meilleure santé! • beterschap!il fait meilleur • het is beter weerj'en passe et des meilleures! • ik spreek nog niet eens over de rest!prendre le meilleur sur qn. • iemand verslaanle meilleur des hommes • de goedheid zelvele meilleur des meilleurs • het puikje van de zalmle meilleur et le pire • lief en leedpour le meilleur et pour le pire • in voor- en tegenspoed→ grâceadj1) beter (dan)2) (de, het) beste -
17 santé
santé [sãtee]〈v.〉1 gezondheid ⇒ gezondheidstoestand, welzijn♦voorbeelden:1 bonne année, bonne santé! • gelukkig nieuwjaar in goede gezondheid!meilleure santé! • beterschap!avoir une petite santé • een zwakke gezondheid hebbensanté publique • volksgezondheidn'avoir pas de santé • een slechte gezondheid hebbenrecouvrer la santé • van een ziekte herstellenrespirer la santé • blaken van gezondheidà votre santé! • op uw gezondheid!, proost!comment vont ces petites santés? • en, gaat het een beetje?→ maisonf1) gezondheid2) toast, dronk -
18 rétablissement
rétablissement [reetaabliesmã]〈m.〉1 herstel(ling) ⇒ (het) weer instellen, (het) terugbrengen in de vroegere staat2 herstel ⇒ genezing, beterschap♦voorbeelden: -
19 framsteg
1) beterschap2) vooruitgang3) verbetering -
20 utveckling
1) beterschap2) verbetering3) ontwikkeling4) evolutie
- 1
- 2