-
1 assaut
assaut [aasoo]〈m.〉1 (storm)aanval ⇒ stormloop, bestorming♦voorbeelden:char d'assaut • tanktroupes d'assaut • stormtroependonner l'assaut à • bestormen, stormlopen ops'élancer, partir à l'assaut de • tot de aanval overgaanmonter à l'assaut de • bestormenprendre d' assaut • stormenderhand nemen, bestormen 〈 ook figuurlijk〉céder sous les assauts de l'ennemi • voor de aanstormende vijand terugdeinzenm1) (storm)aanval, bestorming -
2 assaillir
-
3 assiéger
-
4 attaquer
attaquer [aataakee]1 aanvallen ⇒ bestoken, bestormen, overvallen, aanranden2 aanvallen ⇒ bestrijden, aanvechten3 beginnen ⇒ aanpakken, aansnijden, aanvatten♦voorbeelden:attaquer qn. en justice • iemand een proces aandoenattaquer qn. par la vanité • op iemands ijdelheid spelen1 aanvallen ⇒ bestrijden, te lijf gaan2 aanpakken ⇒ zich werpen (op), zich wagen (aan)♦voorbeelden:1. v1) aanvallen, overvallen2) bestrijden, aanvechten3) aanpakken4) inzetten [muziek]5) aantasten, aanvreten [scheikunde]2. s'attaquer (à)v1) aanvallen2) aanpakken, zich werpen (op) -
5 presser
presser [pressee]♦voorbeelden:rien ne presse • er is geen haast bijII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (uit)persen ⇒ (uit)knijpen, drukken2 vervolgen ⇒ kwellen, aandringen (bij)3 verhaasten ⇒ bespoedigen, spoed zetten achter♦voorbeelden:presser les rangs • de gelederen (dicht aaneen)sluitenpresser la mesure • het tempo opvoerenpresser le pas • vlugger gaan lopen♦voorbeelden:allons, pressons • kom, laten we opschietenv1) haast hebben2) (uit)persen, (uit)knijpen3) kwellen, vervolgen4) verhaasten5) druk uitoefenen [op iemand] -
6 donner l'assaut à
donner l'assaut àbestormen, stormlopen op -
7 monter à l'assaut de
monter à l'assaut de -
8 prendre d' assaut
prendre d' assautstormenderhand nemen, bestormen 〈 ook figuurlijk〉 -
9 presser qn. de questions
presser qn. de questionsDictionnaire français-néerlandais > presser qn. de questions
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский