-
1 bestijgen
2 [met betrekking tot een berg] climb, ascend♦voorbeelden: -
2 bestijgen
v. climb, ascend, mount (Equestrian) -
3 de troon beklimmen/bestijgen
de troon beklimmen/bestijgenmount/ascend the throneVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de troon beklimmen/bestijgen
-
4 het schavot beklimmen/bestijgen
het schavot beklimmen/bestijgenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het schavot beklimmen/bestijgen
-
5 het spreekgestoelte bestijgen
het spreekgestoelte bestijgenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het spreekgestoelte bestijgen
-
6 de troon bestijgen
v. enthrone -
7 schavot
1 [stellage waarop veroordeelden hun vonnis ondergaan] scaffold2 [erepodium] (winner's) podium♦voorbeelden:iemand op het schavot brengen • condemn someone to the scaffold; 〈 figuurlijk〉 cause someone's downfall -
8 spreekgestoelte
♦voorbeelden:Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > spreekgestoelte
-
9 troon
1 throne♦voorbeelden:1 de troon beklimmen/bestijgen • mount/ascend the throneiemand van de troon stoten • dethrone someone
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Пенджабский
- Русский
- Турецкий
- Французский