-
1 benadeling
-
2 benadeling
причинение вреда (ущерба) (убытка)* * *сущ.общ. вред, нанесение ущерба, ущерб, ущемление (интересов и т.п.) -
3 benadeling
n. damage, harm -
4 lésion
-
5 вред
n1) gener. minpunt, benadeling, scha, schade, afbreuk, beschadiging, kwaad, kwaal, misdoen, nadeel delen2) liter. knauw -
6 нанесение ущерба
ngener. benadeling, inbreuk, krenking -
7 ущемление
-
8 ущерб
n1) gener. kwaad, (iem.) nadat toebrengen (кому-л.), afbreuk, (луны) afneming, benadeling, kreuk, kreukel, nadeel delen, scha, schade, schaden2) liter. knauw, knauwen -
9 injustice
-
10 tort
-
11 torts
n. benadeling, onrecht -
12 вред
n1) gener. minpunt, benadeling, scha, schade, afbreuk, beschadiging, kwaad, kwaal, misdoen, nadeel delen2) liter. knauw -
13 нанесение ущерба
ngener. benadeling, inbreuk, krenking -
14 ущемление
-
15 ущерб
n1) gener. kwaad, (iem.) nadat toebrengen (кому-л.), afbreuk, (луны) afneming, benadeling, kreuk, kreukel, nadeel delen, scha, schade, schaden2) liter. knauw, knauwen -
16 krenking
-
17 Schädigung
Schädigung〈v.; Schädigung, Schädigungen〉1 het berokkenen van schade ⇒ benadeling, aantasting2 schade, beschadiging
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский