-
1 beetpakken
взяться за, хватать (за), хвататься за; схватить (за), схватиться за* * *гл.общ. схватывать, хватать -
2 схватывать
vgener. aanvatten, beetnemen, krijgen, oppakken, aangrijpen, beetkrijgen, beetpakken, bevatten, grijpen, grissen, knappen, knippen, oppikken, pakken, snappen, vatten (bij-çà) -
3 хватать
vgener. aanpakken, vastpakken, aangrijpen, beethebben, grijpen, knappen, pakken, snappen, strekken, toekomen, toepakken, toetasten, vatten, beetpakken, bijeenrapen, genoeg zijn, grabbelen, happen, naar (iets) graaien (что-л.), opvangen, reiken, toegrijpen, toereiken, volstaan
Перевод: с нидерландского на русский
с русского на нидерландский- С русского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Русский
- Французский
- Шведский