-
1 провести
leiden, voeren ; houden, uitvoeren, verwezenlijken, doorvoeren, ten uitvoer brengen ; aanleggen, bouwen ; trekken ; doorbrengen ; bedotten -
2 проводить
leiden, voeren ; houden, uitvoeren, verwezenlijken, doorvoeren, ten uitvoer brengen ; aanleggen, bouwen ; trekken ; doorbrengen ; bedotten ; uitwuiven, uitgeleide doen -
3 обманывать
v1) gener. voor de zot houden (фламандский), tillen, voor de gek houden, afzetten, beduivelen, beduvelen, beethebben, beliegen, beschamen (надежды), frauderen, knoeien, oplichten, verschalken, (iem.) er door halen (кого-л.), (iem.) in de nek zien, (iem.) in de nek zien (кого-л.), (iem.) knolien voor citroenen verkopen (кого-л.), (iem.) om de tuin leiden (кого-л.), bedriegen, bedrog plegen, begoochelen, duperen, fraude plegen, (только inf) lorrendraaien, misleiden, mystificeren, voorspiegelen2) colloq. linken, verlakken, vernikkelen, bedonderen, bedotten, beetnemen3) liter. (iem.) een rad voor de ogen draaien, (iem.) tuk hebben (кого-л.), goochelen4) rude.expr. belazeren -
4 одурачивать
v1) gener. (iem.) parten spelen (кого-л.), beduivelen, beduvelen2) colloq. bedonderen, bedotten
Перевод: с русского на нидерландский
с нидерландского на русский- С нидерландского на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский