-
1 chat
n. babbeltje, praatje, geklets--------v. kletsen, babbelenchat1[ tsjæt] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————chat2〈 chatted〉1 babbelen ⇒ kletsen, praten♦voorbeelden: -
2 parlote
-
3 confab
n. babbeltje, praatje; professionele bijeenkomst van deskundigen (slang)--------v. babbelen, praten -
4 natter
-
5 tea-table conversation
-
6 tea-table
-
7 confabulation
n. praatje, babbeltje -
8 fireside chat
n. gezellig babbeltje; politiek praatje op vriendschappelijke toon en onofficieel tussen leider en burgers -
9 had a chat
een babbeltje gehad -
10 faire la parlote avec
faire la parlote avec -
11 Klatsch
-
12 Plauderei
-
13 Schnack
〈m.; Schnack(e)s, Schnacks of Schnäcke〉 〈 Noord-Duitsland〉2 geklets, gezwam -
14 Schwatz
-
15 Schwätzchen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Турецкий
- Французский