-
1 aureool
-
2 aureool
-
3 aureool
ореол, нимб* * *сущ.общ. венчик, ореол, сияние -
4 aureool
n. aureole, halo, nimbus, circle of light surrounding the head of a saint or divine being -
5 aureool
auréole -
6 het aureool wegnemen van
het aureool wegnemen vanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het aureool wegnemen van
-
7 aureole
n. aureool, stralenkrans, lichtkrans1 aureool ⇒ stralenkrans, lichtkrans -
8 nimbus
n. nimbus; licht-, stralenkrans; aureool; regenwolk1 nimbus ⇒ stralenkrans, aureool -
9 enhalo
v. omringen met een aureool; omgeven alsof met een aureool -
10 auréole
auréole [orree.ol]〈v.〉1 (stralen)krans ⇒ aureool, ring♦voorbeelden:auréole du martyre • martelaarskroondétacher sans former d'auréoles • ontvlekken zonder kringen achter te latenfstralenkrans, aureool -
11 Nimbus
Nimbus〈m.; Nimbus, Nimbusse〉1 nimbus, aureool ⇒ glans, luister♦voorbeelden:sich in einen gewissen Nimbus hüllen • zich een bepaald air geven -
12 венчик
-
13 ореол
ngener. glorie, aureool, nimbus, stralenkrans, stralenkroon -
14 сияние
ngener. afstraling, aureool, glimp, glinstering, nimbus, schijn, schijnsel, schitterglans, schittering, stralenkrans, stralenkroon, (света) straling -
15 aura
-
16 aureola
-
17 halo
-
18 coronal
adj. aureool--------n. diadeem -
19 crowne
n. kroon (verouderd schrijfgebruik); aureool, krans om hoofd -
20 halo
m1) (licht)kring, (licht)krans2) aureool, uitstraling
Страницы
- 1
- 2