-
1 außer Landes leben
-
2 sich außer Landes befinden
sich außer Landes befindenin het buitenland vertoeven, zijnWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich außer Landes befinden
-
3 zu der Zeit war ich außer Landes
zu der Zeit war ich außer LandesWörterbuch Deutsch-Niederländisch > zu der Zeit war ich außer Landes
-
4 außer
außer1〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:außer ihm hat sie keinen Freund • buiten, behalve hem heeft zij geen vriendaußer Haus(e) • buitenshuisaußer Landes leben • in het buitenland levenaußer Sicht sein • uit het gezicht zijnich geriet außer mir, mich • ik geraakte buiten mezelf————————außer2〈 voegwoord〉1 behalve (als), tenzij♦voorbeelden:1 das möchte keiner, außer ich selbst • dat zou niemand willen, behalve ikzelfes ist eine schöne Stadt, außer dass es keine interessanten Museen gibt • het is een mooie stad, alleen er zijn geen interessante museaes gibt keinen Ausweg, außer wir helfen uns selber • er is geen uitweg, tenzij we ons zelf helpen -
5 Land
〈o.; Landes, Länder〉4 land, (aard)bodem ⇒ veld, grond6 〈meervoud Lande; verouderd; formeel〉(land)streek, gewest♦voorbeelden:das Gelobte Land • het Beloofde Landsich außer Landes befinden • in het buitenland vertoeven, zijnwieder im Lande sein • weer terug zijndort zu Lande • (daar) in dat landhier zu Lande • hier te lande, hier bij ons〈 spreekwoord〉 bleibe im Lande und nähre dich redlich • oost west, thuis bestdas ist Sache der Länder • dat ligt bij de deelstaten〈 figuurlijk〉 wen hast du dir an Land gezogen? • wie heb jij ingepalmd, op sleeptouw genomen?〈 figuurlijk〉 etwas an Land ziehen • iets inpikken, inpalmenzu Lande • te landdas freie Land • het open land(schap)das weite Land • het uitgestrekte land(schap)5 aufs Land ziehen • naar het platteland verhuizen, buiten gaan wonenüber Land fahren • door, over de dorpen rijden -
6 Zeit
〈v.; Zeit, Zeiten〉♦voorbeelden:eine Zeit lang • een tijdlang, een poos(je)auf längere Zeit verreisen • voor vrij lange tijd op reis gaan(ach) du liebe Zeit! • heremijntijd!, lieve hemel!〈 sport en spel〉 die Zeit abnehmen • de tijd nemen, klokkeneine Zeit festsetzen • een tijdstip vaststellenlass dir Zeit! • neem er de tijd voor!an gewissen Zeiten • op bepaalde tijdenes ist an der Zeit, etwas zu unternehmen • het is tijd iets te ondernemener ist Beamter auf Zeit • hij is ambtenaar in tijdelijke dienstauf lange Zeit • voor (een) lange tijd〈 informeel〉 ich habe genug für alle Zeiten • ik heb voor altijd, voor mijn hele leven genoegin nächster Zeit • binnenkortmit der Zeit gehen • met zijn tijd meegaanmit der Zeit gewöhnt man sich daran • mettertijd raak je eraan gewendzwei Wochen über die Zeit • twee weken over de termijnum diese Zeit sollte er schon schlafen • op dit uur moest hij eigenlijk al slapenum welche Zeit? • hoe laat?das Baby kam vor der Zeit • de baby kwam te vroegvor grauen Zeiten • in het grijze, grauwe verledenzu Zeiten, zur Zeit, zu der Zeit meines Urgroßvaters • in de tijd van mijn overgrootvaderzu aller Zeit, zu allen Zeiten • altijd, te allen tijdezu bestimmten Zeiten • op gezette tijdenzu der Zeit war ich außer Landes • in die tijd was ik in het buitenlandzu gegebener Zeit • te zijner tijdzu jeder Zeit • te allen tijde, altijdzu seiner Zeit • in zijn tijd, toen hij nog leefdezur Zeit Luthers • ten tijde, in de tijd van Lutherzurzeit, 〈 oude spelling〉zur Zeit ist das Wetter schön • op het ogenblik, momenteel is het mooi weerzur rechten Zeit • op het juiste ogenblik〈 spreekwoord〉 wer nicht kommt zur rechten Zeit, der bekommt, was übrig bleibt • wie niet past op zijn tijd, die is zijn maaltijd kwijt
См. также в других словарях:
Außer — Außer, eine Partikel, welche in doppelter Gestalt vorkommt. I. Als eine Präposition, welche mit der dritten Endung des Nennwortes verbunden wird, und eine Ausschließung andeutet; und zwar, 1. Eigentlich, eine Ausschließung dem Orte nach,… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
außer — abgesehen (von); ausgenommen; es sei denn (umgangssprachlich) * * * 1au|ßer [ au̮sɐ] <Präp. mit Dativ>: 1. abgesehen (von jmdm./etwas), ausgenommen , nicht mitgerechnet: alle außer ihm. 2. ☆ außer sich (D … Universal-Lexikon
außer — • au|ßer Konjunktion: – außer dass/wenn/wo mit Komma: – wir fahren in die Ferien, außer [wenn] es regnet {{link}}K 126{{/link}} ohne Komma: – niemand kann diese Schrift lesen außer er selbst Präposition mit Dativ: – niemand kann es lesen außer… … Die deutsche Rechtschreibung
Westfälische Landes-Eisenbahn — GmbH Basisinformationen Unternehmenssitz Lippstadt Webpräsenz … Deutsch Wikipedia
Geschichte des Bergischen Landes — Bergischer Löwe in Wappenform 14. Jahrhundert nach Gustav Droysen, 18 … Deutsch Wikipedia
Geschichte des Landes Salzburg — Das Salzburger Wappen Das Land Salz … Deutsch Wikipedia
Ehrennadel des Landes Sachsen-Anhalt — Grafische Darstellung der vorhergehenden Ehrennadel des Ministerpräsidenten von Sachsen Anhalt Die Ehrennadel des Landes Sachsen Anhalt wurde am 19. April 2000 durch den damaligen Ministerpräsidenten Reinhard Höppner als staatliche Auszeichnung… … Deutsch Wikipedia
Verfassung des Landes Thüringen — Die Verfassung des Landes Thüringen regelte den Staatsaufbau des Landes Thüringen zur Zeit der Weimarer Republik. Sie trat am 11. März 1921 in Kraft und umfasste 73 Artikel in acht Abschnitten. Inhaltsverzeichnis 1 Geschichte 1.1 Vorgeschichte… … Deutsch Wikipedia
Justizakademie des Landes Brandenburg — Justizakademie Die Justizakademie des Landes Brandenburg ist die zentrale Fortbildungseinrichtung der Justiz des Landes Brandenburg (außer Justizvollzug) und für den höheren Dienst des Landes Berlin. Sie ist eine selbständige Einrichtung im Sinne … Deutsch Wikipedia
Ehemalige Landes- und Stadtbibliothek Düsseldorf — Landesbibliothek am Burgplatz … Deutsch Wikipedia
auswandern — außer Landes gehen, aussiedeln, ausziehen, das Land/seine Heimat verlassen, davongehen, emigrieren, fortgehen, ins Ausland/ins Exil gehen, weggehen; (bildungsspr.): exilieren; (Politik, Rechtsspr.): expatriieren. * * *… … Das Wörterbuch der Synonyme