-
1 associatief
1 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 associatif 〈v.: associative〉; 〈 bijwoord〉 au moyen d'associations d'idées♦voorbeelden:associatief reageren • réagir par association (d'idées) -
2 associatief
-
3 associatief
adj. associative, connective -
4 associatief
• associative -
5 associatief
-
6 associatief reageren
associatief reageren -
7 associatief waarnemen
associatief waarnemenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > associatief waarnemen
-
8 associatief dimensioneren
• associative dimensioningNederlands-Engels Technisch Woordenboek > associatief dimensioneren
-
9 associatief geheugen
• associative memory• associatron• contents- addressable storageNederlands-Engels Technisch Woordenboek > associatief geheugen
-
10 associatief herinneren
• associative recallNederlands-Engels Technisch Woordenboek > associatief herinneren
-
11 associatief zoeken
• associative searchNederlands-Engels Technisch Woordenboek > associatief zoeken
-
12 auto-associatief leren
• auto-associative learningNederlands-Engels Technisch Woordenboek > auto-associatief leren
-
13 bidirectioneel associatief geheugen
• bidirectional associative memory: BAMNederlands-Engels Technisch Woordenboek > bidirectioneel associatief geheugen
-
14 hetero-associatief leren
• hetero-associative learningNederlands-Engels Technisch Woordenboek > hetero-associatief leren
-
15 verzameling-associatief
• set-associativeNederlands-Engels Technisch Woordenboek > verzameling-associatief
-
16 volledig associatief
• fully-associativeNederlands-Engels Technisch Woordenboek > volledig associatief
-
17 ассоциативный
associatief -
18 associative
associatief -
19 associative dimensioning
associatief dimensionerenEnglish-Dutch technical dictionary > associative dimensioning
-
20 associative memory
associatief geheugen
- 1
- 2