-
1 ambtshalve
♦voorbeelden:ambtshalve kreeg hij daarmee te maken • he had to deal with that in his official capacity -
2 ambtshalve
-
3 ambtshalve
-
4 ambtshalve
von Amts wegen -
5 ambtshalve
adv. officially, formally, ceremoniously -
6 ambtshalve aangeslagen worden
ambtshalve aangeslagen wordenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ambtshalve aangeslagen worden
-
7 ambtshalve kreeg hij daarmee te maken
ambtshalve kreeg hij daarmee te makenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ambtshalve kreeg hij daarmee te maken
-
8 in functie zijn
[ambtshalve]amtieren -
9 ex officio
uit kracht van funktie (uit recht verkregen door dienst, tijdens uitvoeren van funktie)[ eks əfisjie▪oo]♦voorbeelden:1 he is an ex officio member • hij is ex officio/ambtshalve lid -
10 по долгу службы
prepos.gener. plichtmatig, ambtshalve, ambtswege van, plichtshalve -
11 he is an ex officio member
hij is ex officio/ambtshalve lid -
12 imposition
-
13 officiel
officiel [offiesjel]♦voorbeelden:1 de source officielle • uit officiële bron, van ambtelijke zijdevisite officielle • staats-, staatsiebezoekvoiture officielle • dienstauto= officielle; adjofficieel, ambtelijk -
14 officiellement
-
15 d' office
d' office -
16 imposition d'office
imposition d'office -
17 office
office [offies]I 〈m.〉2 ambt ⇒ functie, betrekking3 bureau ⇒ kantoor, instantie♦voorbeelden:office divin • godsdienstoefeningfaire office de • dienst doen alsd' office • ambtshalveavocat d' office • toegewezen advocaat→ livreoffice national • rijksdienstII 〈m. & v.〉 -
18 по долгу службы
prepos.gener. plichtmatig, ambtshalve, ambtswege van, plichtshalve -
19 aanschrijven
1 [in rekening brengen] mettre sur le compte de2 [ambtshalve bevelen] sommer (qn. de faire qc.); 〈 berichten〉 notifier (qc. à qn.); 〈 convoceren〉 convoquer (qn.) -
20 Amt
〈o.; Amt(e)s, Ämter〉1 ambt, betrekking, functie3 bestuur, dienst ⇒ instantie; departement, ministerie5 district, kanton♦voorbeelden:ein Amt antreten • een ambt, betrekking aanvaardenim Amt bleiben, sein, stehen • in functie, dienst blijven, zijnvon Amts wegen • van ambtswege, ambtshalvedas meteorologische Amt • het meteorologisch instituutdas statistische Amt • het bureau voor de statistiek6 ein Amt (ab)halten • een gezongen mis doen, opdragen
- 1
- 2