-
1 alarm
raket dat infrarode straling uitzendt gericht op doelen die warmte afgevenALARM (Air-Launched Anti-Radiation Missile)alarm1[ əla:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 alarm ⇒ schrik, paniek2 alarm ⇒ waarschuwing, alarmsignaal3 wekker♦voorbeelden:take alarm at • opschrikken van, in paniek raken bij2 give/raise/sound the alarm • alarm geven/slaan————————alarm2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 alarmeren ⇒ opschrikken, verontrusten -
2 alert
adj. gespannen; bereid; waakzaam--------n. alertheid, waakzaamheid; alarm--------v. oppassen; waakzaam zijn; alarm slaanalert1[ ələ:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:on the alert (for) • op zijn hoede (voor)————————alert2〈bijvoeglijk naamwoord; alertness〉1 alert ⇒ waakzaam, op zijn hoede2 levendig ⇒ vlug, kwiek♦voorbeelden:————————alert3〈 werkwoord〉1 alarmeren ⇒ waarschuwen, attent maken♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский