Перевод: с нидерландского на английский

afwatering

1 afwatering

afwatering

1 [het afvoeren van water] drainage

2 [inrichting] drainage ⇒ drains

♦voorbeelden:

2 een gemetselde afwatering • a brick drain

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > afwatering
2 afwatering

n. drainage, emptying of liquid

Holandés-inglés dicionario > afwatering
3 een gebied met externe afwatering

een gebied met externe afwatering

an area with external drainage

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een gebied met externe afwatering
4 een gemetselde afwatering

een gemetselde afwatering

a brick drain

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een gemetselde afwatering
5 extern

extern

1 [uitwonend] non-resident; living-out 〈 personeel〉

2 [buiten iets liggend] external ⇒ outside

3 [het uitwendige/de vorm betreffend] external

4 [naar buiten voerend] outward ⇒ external

♦voorbeelden:

1   externe leerlingen • day students, nonresidents; 〈 voornamelijk Brits-Engels〉 day pupils

2   externe oorzaken • outside/external causes

3   externe kritiek • formal criticism

4   een gebied met externe afwatering • an area with external drainage

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > extern