-
1 afspreken
♦voorbeelden:dat is dus afgesproken • that's a deal, that's settled thenafspreken iets te zullen doen • agree to do somethingzoals afgesproken • as agreed (upon)1 [een afspraak maken] make an appointment -
2 afspreken
n. scheduling, arranging--------v. set an appointment, schedule a meeting; settle, agree, consent -
3 afspreken iets te zullen doen
afspreken iets te zullen doenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > afspreken iets te zullen doen
-
4 een datum afspreken
een datum afsprekenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een datum afspreken
-
5 een plan afspreken
een plan afsprekenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een plan afspreken
-
6 beklinken
-
7 datum
♦voorbeelden:gebeurtenissen van recente datum • events of recent dateeen datum afspreken • to arrange a datede plaats en datum vastleggen • fix the time and placeop een nader te bepalen datum • on a date to be specified laterzonder datum • undateder staat geen datum op • there is no date on it -
8 vaststellen
♦voorbeelden:1 een datum vaststellen • fix/settle (up)on a dateeen prijs vaststellen • fix a price, put/set a price onop vastgestelde tijden • at stated times/intervals4 de doodsoorzaak vaststellen • establish/determine the cause of deathde schade vaststellen • assess the damage
См. также в других словарях:
afspreken — kruderi … Woordenlijst Sranan