-
1 afsnijden
1 couper♦voorbeelden:bochten in een beek afsnijden • rectifier le cours d'un ruisseauiemand de toegang afsnijden • couper l'accès à qn.de toevoer van levensmiddelen afsnijden • couper les vivresde waterleiding afsnijden • couper l'eaueen tak van een boom afsnijden • couper une branche d'arbre -
2 afsnijden
ww -
3 afsnijden
retrancher -
4 bochten in een beek afsnijden
bochten in een beek afsnijden -
5 de bocht afsnijden
de bocht afsnijden -
6 de geldstroom afsnijden
de geldstroom afsnijden -
7 de hals afsnijden
de hals afsnijden -
8 de toevoer van levensmiddelen afsnijden
de toevoer van levensmiddelen afsnijdenDeens-Russisch woordenboek > de toevoer van levensmiddelen afsnijden
-
9 de waterleiding afsnijden
de waterleiding afsnijden -
10 een tak van een boom afsnijden
een tak van een boom afsnijden -
11 iemand de keel afsnijden
iemand de keel afsnijdencouper la gorge à qn.; 〈 figuurlijk〉 ruiner qn. -
12 iemand de pas afsnijden
iemand de pas afsnijdencouper la route à qn. -
13 iemand de terugtocht afsnijden
iemand de terugtocht afsnijdencouper la retraite à qn. -
14 iemand de toegang afsnijden
iemand de toegang afsnijdencouper l'accès à qn. -
15 iemand de weg afsnijden
iemand de weg afsnijdencouper la route à qn. -
16 ik kan het niet van mijn lijf afsnijden
ik kan het niet van mijn lijf afsnijdenDeens-Russisch woordenboek > ik kan het niet van mijn lijf afsnijden
-
17 geldstroom
♦voorbeelden: -
18 hals
3 [m.b.t. kledingstukken] encolure♦voorbeelden:de hals afsnijden • couper le coude hals breken • se casser le couiemand om de hals vliegen • se jeter au cou de qn.〈 figuurlijk〉 iemand om hals brengen • mettre qn. à mort〈 figuurlijk〉 iemand iets op de hals schuiven • faire endosser qc. à qn.zich een verkoudheid op de hals halen • attraper un rhumezich moeilijkheden op de hals halen • s'attirer des ennuiszich schulden op de hals halen • s'embarrasser de detteseen onnozele hals • une andouillehals over kop vertrekken • prendre ses jambes à son cou -
19 keel
♦voorbeelden:een ontstoken keel hebben • avoir la gorge enflamméeiemand de keel afsnijden • couper la gorge à qn.; 〈 figuurlijk〉 ruiner qn.mijn keel brandt • la gorge me brûlehij hangt me de keel uit met zijn problemen • j'en ai plein le dos de ses problèmeshet hangt me de keel uit • j'en ai par-dessus la têtedat werk hangt mij (mijlenver) de keel uit • ce travail me sort par les yeuxde keel schrapen • se racler la gorgeiemand bij de keel grijpen • serrer qn. à la gorge; 〈 figuurlijk〉 prendre qn. à la gorgeiets niet door de keel kunnen krijgen • ne pas pouvoir avaler qc.het hart klopt, slaat, bonst hem in de keel • son coeur lui bat dans la gorgede woorden bleven in mijn keel steken • ma voix s'étranglaitiemand naar de keel vliegen • sauter à la gorge de qn.de rook slaat op mijn keel • la fumée m'irrite la gorgeiemand de woorden uit de keel trekken • arracher les mots à qn. -
20 kelen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Faden — Auf antike Wurzeln zurück geht die Redensart: Es hängt an einem (seidenen) Faden: die Lage ist kritisch, bedrohlich oder lebensgefährlich, griechisch ek trixos krematai, lateinisch z.B. bei Ennius (Fragm. 109): »Tota Etruria fillo pendebit«; vgl … Das Wörterbuch der Idiome
Weg (Subst.) — 1. A guter Weg krumm, ist nint um. (Deisslingen.) – Birlinger, 203. 2. Ach Gott, den Weg möten wi all, säd de oll Frû, dôr füert de Schinner mit de Koh ût n Stall. – Hoefer, 295; Schlingmann, 461. »Einer Fraw war die Kuh gestorben. Als dieselbe… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon