-
1 abattement
abattement [aabaatmã]〈m.〉♦voorbeelden:m1) uitputting, afmatting2) neerslachtigheid, verslagenheid3) vermindering, aftrek -
2 изнеможение
uitputting, afmatting -
3 утомление
vermoeidheid, moeheid, afmatting -
4 изнеможение
ngener. afmatting -
5 изнурение
ngener. afmatting, afneming -
6 истощение сил
ngener. afmatting -
7 утомление
ngener. vermoeienis, afmatting, matheid, moeheid, vermoeidheid -
8 laboriousness
n. afmatting; verveling; ijver -
9 usure
usure [uuzuur]〈v.〉1 slijtage ⇒ (het) (af-, ver)slijten, (af-, ver)slijting2 afmatting ⇒ uitputting, aftakeling♦voorbeelden:l'usure du temps • de tand des tijdsrésister à l'usure • onverslijtbaar zijn, lang meegaan〈 figuurlijk〉 avec usure • met woeker, dubbel en dwars, rijkelijkf1) slijtage2) uitputting -
10 éreintement
-
11 exténuation
-
12 *harassement
-
13 lassitude
-
14 Erschöpfung
-
15 Mattigkeit
-
16 Zerschlagenheit
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский