-
1 gnaw
v. knagen, knabbelen[ no:] 〈voltooid deelwoord ook gnawn [no:n]〉♦voorbeelden:1 gnaw (away) at • knagen aan, wegknagensorrow gnawed at him • leed kwelde hemII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:gnaw off • afknagen -
2 gnaw off
gnaw off -
3 nibble away/off
nibble away/offweg/afknabbelen, weg/afknagen -
4 nibble
n. knabbelen; afbijten; (in computers) een halve byte, een eenheid van 4 bits--------v. knabbelen; knagennibble1[ nibl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 gegadigde ⇒ geïnteresseerde, kandidaat————————nibble21 knabbelen ⇒ knagen, peuzelen♦voorbeelden:1 nibble away/off • weg/afknabbelen, weg/afknagenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beknabbelen ⇒ knabbelen/knagen aan
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский