-
21 désagréger
désagréger [deezaagreezĵee]♦voorbeelden:désagréger les résistances • het verzet breken1. vontbinden, verscheuren2. se désagrégerv -
22 крошить
v1) gener. afbrokkelen, afkruimelen, kappen, kruimelen, kruimen, verkruimelen, brokkelen, brokken, fijnhakken, hakken, verbrokkelen2) eng. korrelen -
23 крошиться
v1) gener. afbrokkelen, afkruimelen, kruimelen, kruimen, verkruimelen, verbrokkelen2) eng. korrelen -
24 осыпаться
vgener. afbladderen, afbrokkelen -
25 отламывать
vgener. afbreken, afknappen, afrukken, afbrokkelen, (c трудом) afwrikken, afzwaaien, losbreken, slopen, wegbreken -
26 отламываться
vgener. afknappen, afbreken, afbrokkelen -
27 verbrokkelen
1 [in stukjes breken] morceler♦voorbeelden:brood verbrokkelen • émietter du pain1 [afbrokkelen] s'effriter -
28 kalven
-
29 brocken
-
30 herausbrechen
Страницы
- 1
- 2