-
1 afbrokkelen
1 [in brokjes losgaan] crumble (off/away) ⇒ fragment♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in brokjes afbreken] break bits/fragments off ⇒ crumble off♦voorbeelden: -
2 afbrokkelen
-
3 afbrokkelen
осыпаться; крошить; отламывать; крошиться; отламываться* * *гл.общ. крошить, крошиться, осыпаться, отламывать, отламываться -
4 afbrokkelen
v. crumble, fall to pieces -
5 afbrokkelen
• to crumble off -
6 kruimels afbrokkelen
kruimels afbrokkelenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > kruimels afbrokkelen
-
7 крошить
v1) gener. afbrokkelen, afkruimelen, kappen, kruimelen, kruimen, verkruimelen, brokkelen, brokken, fijnhakken, hakken, verbrokkelen2) eng. korrelen -
8 крошиться
v1) gener. afbrokkelen, afkruimelen, kruimelen, kruimen, verkruimelen, verbrokkelen2) eng. korrelen -
9 осыпаться
vgener. afbladderen, afbrokkelen -
10 отламывать
vgener. afbreken, afknappen, afrukken, afbrokkelen, (c трудом) afwrikken, afzwaaien, losbreken, slopen, wegbreken -
11 отламываться
vgener. afknappen, afbreken, afbrokkelen -
12 verbrokkelen
1 [in stukjes breken] morceler♦voorbeelden:brood verbrokkelen • émietter du pain1 [afbrokkelen] s'effriter -
13 kalven
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский