-
1 to exfoliate
afbladderen -
2 to flake
afbladderenafschilferenschilferenverschilferen -
3 écailler
écailler1 [eekaajee],écaillère [eekaajer]〈m., v.〉1 oesterverkoper, -verkoopster♦voorbeelden:————————écailler2 [eekaajee]v( s'écailler) afbladderen -
4 сойти
naar beneden gaan, afgaan, aan land gaan ; weggaan ; afgaan, afbladderen -
5 сходить
naar beneden gaan, afgaan, aan land gaan ; weggaan ; afgaan, afbladderen ; gaan -
6 лупиться
vgener. pellen, afbladderen, afschilferen, schilferen -
7 осыпаться
vgener. afbladderen, afbrokkelen -
8 отслаиваться
vgener. afbladderen, afschilferen -
9 шелушиться
vgener. afbladderen, pellen, schilferen -
10 peel
n. schil--------v. schillen, pellenpeel1[ pie:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schil————————peel2♦voorbeelden:peel off • afschilferen vanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schillen ⇒ pellen, ontschorsen♦voorbeelden:peel the skin off a banana • de schil van een banaan afhalen -
11 écaillage
-
12 to scale
afbikkenafbladderenop schaal brengenschaalfactoren invoerenschalenschilferen -
13 abschilfern
abschilfern
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский