-
61 déchoir
-
62 délabrer
délabrer [deelaabree]1 doen vervallen ⇒ havenen, beschadigen2 verwoesten ⇒ bederven, te gronde richten1 vervallen ⇒ achteruitgaan, slechter worden -
63 étioler
étioler [eetie.ollee]2 〈 iemand〉bleek, zwak doen worden2 bleek, zwak worden ⇒ verkommeren, wegkwijnen -
64 aller, marcher à reculons
aller, marcher à reculonsachteruitgaan, achteruitlopenDictionnaire français-néerlandais > aller, marcher à reculons
-
65 régresser
-
66 y perdre
y perdre -
67 беднеть
vgener. achteruitgaan, achteruitlopen, achteruitboeren, ten onder gaan, verarmen -
68 отступать
vgener. achteruitgaan, achteruitlopen, afrukken, aftrekken, afwijken, inbinden, terugmarcheren, wijken, achteruitkrabbelen, afdeinzen, aftreden (van-îò), de terugtocht aanvaarden, deinzen, retireren, terugdeinzen, teruggaan, terugtreden, terugtrekken, terugwijken -
69 отходить назад
vgener. teruggaan, achteruitgaan, achteruitlopen -
70 подаваться назад
vgener. achteruitgaan, achteruitlopen -
71 приходить в упадок
v1) gener. achteruitgaan, achteruitlopen, ondergaan, vervallen, verworden, achteruitboeren2) liter. inzinken, teruggaan -
72 разоряться
vgener. duikelen, verarmen, achteruitgaan, achteruitlopen, zich ruïneren -
73 регрессировать
vgener. achteruitgaan, achteruitlopen -
74 снижаться
vgener. achteruitgaan, verlagen, verlopen -
75 ухудшаться
v1) gener. verergeren, achteruitgaan, achteruitlopen, verslechten, verslechteren2) liter. inzinken -
76 teruglopen
1 [achteruitlopen] reculer2 [figuurlijk][achteruitgaan] baisser3 [naar het vertrekpunt lopen] retourner (à pied)♦voorbeelden:de barometer loopt terug • le baromètre est en baissede uitvoer liep terug • les exportations ont diminué -
77 verarmen
1 [arm(er) worden; achteruitgaan in kwaliteit] s'appauvrirII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [arm(er) maken; waarde, kracht verminderen van] appauvrir -
78 achteruitboeren
1 [achteruitgaan in zaken] go downhillVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > achteruitboeren
-
79 hard
3 [moeilijk te verduren, onbetwistbaar] hard6 [onaangenaam met betrekking tot zintuiglijke waarneming] harsh ⇒ 〈 met betrekking tot kleuren ook〉 garish♦voorbeelden:een hard ei • a hard(-boiled) egghet gaat er hard tegen hard • the gloves are offhard leer • stiff leather3 harde bewijzen • firm proof, hard evidenceharde cijfers • hard figuresharde gegevens/feiten • hard/concrete data/factseen harde politiek • a tough policyhet was een harde slag voor haar • it was a heavy/bitter blow for her't zijn harde tijden • these are hard/trying timeseen harde waarheid • a harsh/stern truthzo iets is wel hard/valt hard • that sort of thing is certainly hard/rough't valt me hard het oude huis te verlaten • it's hard for me/it's a great wrench to leave our old housemet een harde stem spreken • speak in a hard voiceeen harde strijd • a hard/tough fightharde wind • strong/stiff windeen harde les • a hard/tough lessonharde maatregelen • harsh measureseen hard oordeel/vonnis • a harsh judgement/severe sentencehard van aard zijn • be hard-heartedhij is hard voor zijn vrouw • he is hard on his wife6 harde klanken/lijnen • harsh sounds/linesharde trekken • harsh featureshard water • hard waterII 〈 bijwoord〉1 [op onzachte wijze, hevig; met inspanning] hard2 [luid] loudly4 [meedogenloos] hard, harshly♦voorbeelden:hard liggen/neerkomen • lie hard, come down hardeen band hard oppompen • pump a tire up hardhard studeren/werken • study/work hardhard vriezen • freeze hardhij ging er nogal hard tegenaan • he went at it rather hardom het hardst roepen • shout at the top of one's voicezijn rust hard nodig hebben • sorely/badly need one's/a restdit onderdeel is hard aan vervanging toe • this part is in urgent need of replacement/badly needs to be replaced2 niet zo hard praten! • keep your voice down!harder spreken! • speak up!zeg dat maar niet te hard • don't speak too soonde tv harder zetten • turn up the TV3 hard achteruitgaan • deteriorate rapidly/fasthard lopen/rijden • walk/drive fastte hard rijden • drive/ride too fast, speed -
80 kwaliteit
1 [deugdelijkheid] quality4 [goede hoedanigheid, vaak in samenstellingen] quality♦voorbeelden:1 eerste kwaliteit wol • first-/top-quality/grade A wool(hout) van goede/slechte kwaliteit • high-/low-quality (wood)van inferieure/ongelijke kwaliteit, inferieur/ongelijk van kwaliteit • (of) inferior/uneven (quality)kwaliteit leveren • deliver a quality productin kwaliteit achteruitgaan • lose qualitybeter van kwaliteit worden • improve (in quality)3 in mijn kwaliteit van voorzitter • in my capacity/quality as chairmandeze wijn heeft kwaliteit • this is a quality/superior wine
Страницы