-
1 aanwandelen
приближаться; подходить; мимоходом зайти; мимоходом забрести* * *гл.общ. приближаться, мимоходом забрести (к кому-л.), мимоходом зайти (к кому-л.), подходить (гуляя) -
2 мимоходом забрести
advgener. aanwandelen (к кому-л.) -
3 мимоходом зайти
advgener. aanwandelen (к кому-л.) -
4 подходить
v1) gener. aangaan (op-ê), aankomen, aanlopen, aanstappen, afkomen, afstappen (op-ê), aftreden (op-ê), bijkomen, schikken, toekomen (op-ê), toetreden (op-ê), treden, aanstomen (на пароходе), aanwandelen (гуляя), benaderen (к кому-л., к чему-л.), conveniëren, deugen, handen, in aantocht zijn, komen, op (iem.) aflopen (к кому-л.), passen, te pas komen, toelopen2) navy. aanvaren3) milit. aantreden -
5 приближаться
v1) gener. aanmarcheren, aanwandelen, benaderen, aankomen, aanrukken, bijkomen, genaken (к чему-л.), in aantocht zijn, naderen, naken, op komst zijn, ophanden zijn, toenaderen2) navy. aanvaren
Перевод: со всех языков на русский
с русского на все языки- С русского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский