-
1 aanvoer
-
2 Zustrom
Zustrom〈m.〉♦voorbeelden: -
3 Auftrieb
Auftrieb〈m.〉♦voorbeelden:1 etwas gibt jemandem Auftrieb • iets geeft iemand nieuwe moed, krachtdas gab den Gerüchten neuen Auftrieb • dat gaf de geruchten nieuw voedsel -
4 Beschickung
-
5 Materialbeschaffung
-
6 Zufuhr
Zufuhr〈v.; Zufuhr, Zufuhren〉♦voorbeelden:die Zufuhr zum Vergaser • de toevoer naar de carburateur -
7 der Zustrom kalter Meeresluft
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > der Zustrom kalter Meeresluft
-
8 die Zufuhr kalter Polarluft
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > die Zufuhr kalter Polarluft
-
9 unterversorgen
unterversorgen1 te weinig aanvoeren, aanleveren (op)♦voorbeelden:1 unterversorgt • (a) krap (gehouden); (b) met te weinig voorzieningen • (c) met te weinig toe-, aanvoer -
10 unterversorgt
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский