-
1 налететь
vgener. (iem.) in het haar vliegen, (iem.) in het haar zitten, aanstuiven (î êîííèöå; òæ. komen aanstromen), ergens tegenaan lopen (на что-л.), met een opgestoken zeil op (iem.) afkomen (на кого-л.) -
2 наноситься
vgener. aanstuiven (о песке, снеге), aanvlotten, opstuiven (ветром) -
3 примчаться
vgener. aanstuiven, toestuiven, aanhollen (òæ. komen aanhitser), aanjagen (òæ. komen aanhouding), aanrennen, aanstormen, komen aanschieten, toestormen
Перевод: с русского на нидерландский
с нидерландского на русский- С нидерландского на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский