-
1 exhorter
-
2 inviter
inviter [ẽvietee]♦voorbeelden:de la main, il m'invita à m'asseoir • hij gebaarde mij om te gaan zitten♦voorbeelden:v1) uitnodigen, vragen (voor)2) verzoeken -
3 demeure
demeure [dəmur]〈v.〉♦voorbeelden:demeure seigneuriale • kasteel¶ à demeure • voorgoed, permanent, vastmettre qn. en demeure • iemand in gebreke stellenmettre qn. en demeure de • iemand aanmanen om -
4 interpeller
interpeller [ẽterpəlee]1 (luid) aan-, toespreken ⇒ toeroepen, in de rede vallen♦voorbeelden: -
5 mettre qn. en demeure de
mettre qn. en demeure deDictionnaire français-néerlandais > mettre qn. en demeure de
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский