-
1 касаться
aanraken, beroeren ; betreffen, aangaan -
2 коснуться
aanraken, beroeren ; betreffen, aangaan -
3 относиться
betrekking hebben, aangaan, gelden, betreffen ; zich gedragen, zich opstellen -
4 брать на себя обязательство
vgener. een verbintenis aangaan, zich verbinden, zich verplichtenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > брать на себя обязательство
-
5 брать обязательства
vgener. verplichtingen aangaanRussisch-Nederlands Universal Dictionary > брать обязательства
-
6 взять в долг
vgener. een schuld aangaan -
7 вступать в брак
vgener. huwen, trouwen, een huwelijk aangaan, zich in de echt begeven, zich in het huwelijk begeven -
8 вступить в бой с чем-л,
vgener. (кем-л.) de strijd aangaan met (iets)Russisch-Nederlands Universal Dictionary > вступить в бой с чем-л,
-
9 выходить замуж
vgener. een huwelijk aangaan, huwen, trouwen, zich in het huwelijk begeven -
10 делать заём
vgener. een lening aangaan, een lening sluiten -
11 держать пари
vgener. een weddenschap aangaan (от-на), verwedden, wedden (от-на) -
12 жениться
vgener. een huwelijk aangaan, een vrouw nemen, huwen, tot vrouw nemen (на ком-л.), trouwen, zich in het huwelijk begeven -
13 задолжать
vgener. achterlijk in betelen zijn, een schuld aangaan, een schuld maken -
14 заключать
vgener. decideren, aangaan, besluiten, sluiten (договор, брак и т.п.), behelzen, bevatten, concluderen, herbergen (в себе), omvangen, opsluiten -
15 заключать договор
vgener. een contract aangaan, een contract sluitenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > заключать договор
-
16 заключать пари
vgener. een pari aangaan -
17 заключать союз
vgener. een verbond aangaan, een verbond sluiten, zich allieren -
18 залезать в долги
vgener. schulden aangaan -
19 заходить
v1) gener. aangaan (bij-ê), aanlopen, ondergaan, aanhalen (за чем-л.), bij (iem.) oplopen (к кому-л.), dalen, inlopen2) navy. scherpen (i) (о ветре)3) milit. afzwenken, evolueren -
20 касаться
v1) gener. bijhoren, aangaan, aanstippen, gelden, raken, slaan (op- êîãî-ô., ÷åãî-ô.), aanbelangen, aandoen, aanroeren, belangen, betreffen, schampen2) garph.exp. te maken hebben met
- 1
- 2