-
1 trojaan
n. Trojan -
2 Trojaan
Troyen -
3 Trojan
adj. Trojaan (uit Troje); moedig--------n. Trojaan, inwoner van Troja; dapperTrojan1[ troodzjən] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 Trojaan♦voorbeelden:————————Trojan21 Trojaans♦voorbeelden: -
4 troyen
troyen [trwaajẽ],troyenne [trwaajen]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 Trojaans ⇒ van, uit Troje♦voorbeelden: -
5 un Troyen
un Troyen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский