-
21 nominative case
-
22 ablative
adj. ablatief,van zesde naamval (in grammatica)--------n. ablatief, zesde naamval -
23 cas
cas [kaa]〈m.〉1 geval ⇒ zaak, kwestie♦voorbeelden:cas de guerre • aanleiding tot oorlog, casus bellicas limite • grensgevalle cas échéant • als het geval zich voordoet, in voorkomende gevallencas social • maatschappelijk probleemgevalc'est son cas aussi • dat is met hem ook het gevalc'est le cas ou jamais • nu of nooitc'est (bien) le cas de le dire • zeg dat welfaire cas de • belangrijk vindenfaire grand cas de • veel waarde hechten aanfaire peu de cas de • weinig waarde hechten aanau cas où • ingevaldans tous les cas où • elke keer daten cas de besoin • als 't nodig isen cas de • in geval vanen tout cas • in elk geval〈 informeel〉 en cas • in elk geval, als het zover mocht komenselon le cas • naar omstandigheid¶ cas type • modelgeval, -zaakm1) geval, kwestie2) ziektegeval3) reden4) naamval -
24 génitif
-
25 Bein
〈o.; Bein(e)s, Beine〉3 been, bot♦voorbeelden:mein Portemonnaie hat Beine bekommen • mijn portemonnee is foets(ie)soll ich dir Beine machen? • maak dat je wegkomt!er nahm die Beine in die Hand, unter den Arm • hij nam de benendie Beine unter jemandes Tisch strecken • op de zak van iemand leven〈informeel; figuurlijk〉 jemandem etwas ans Bein binden • iemand met iets opschepen, opzadeleneine Armee auf die Beine bringen • een leger op de been brengen〈informeel; figuurlijk〉 immer wieder auf die Beine fallen • steeds weer op zijn pootjes terechtkomensich auf die Beine machen • opstappener ist heute wohl mit dem linken Bein zuerst aufgestanden • hij is vandaag vast met het verkeerde been uit bed gestapt¶ 〈 spreekwoord〉 Lügen haben kurze Beine • leugens hebben korte benen; al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel -
26 Christus
Christus〈m.; Christi, 3e naamval Christo of Christus, 4e naamval Christum of Christus〉♦voorbeelden:1 nach, vor Christo, Christus, Christi Geburt • na, voor Christus -
27 Fuß
Fuß1〈m.; Fußes, Füße〉♦voorbeelden:1 mit bloßen Füßen • op blote voeten, blootsvoets〈informeel; figuurlijk〉 mit dem linken Fuß zuerst aufgestanden sein • met het verkeerde been uit bed gestapt zijnjemanden auf freien Fuß setzen • iemand op vrije voeten stellenauf großem Fuß leben • op grote voet leven〈informeel; figuurlijk〉 kalte Füße bekommen, kriegen • nattigheid voelen, terugkrabbelen〈 figuurlijk〉 auf schwachen, tönernen Füßen stehen • zwak staan, een zwakke basis hebbenstehenden Fußes • op staande voetFüße bekommen haben • spoorloos verdwenen zijn(festen) Fuß fassen • (vaste) voet krijgenden Fuß an Land setzen • voet aan wal zettensich auf den Füßen halten • zich op de been, staande houden〈 informeel〉 jemandem auf den Fuß, die Füße treten • (a) iemand op zijn tenen trappen; (b) iemand tot spoed aanzettenvon Kopf bis Fuß • van top tot teenetwas mit Füßen treten • iets met voeten tredenjemandem zu Füßen fallen • aan iemands voeten vallengut zu Fuß, Füßen sein • goed ter been zijn————————Fuß2〈m.; Fußes, Fuß〉 -
28 Hals
Hals1〈m.; Halses, Hälse〉♦voorbeelden:das wird mich, mir den Hals kosten • dat wordt mijn ondergangjemandem einen Prozess an den Hals hängen • iemand een proces aandoenaus vollem Halse lachen • luidkeels lachendas Wasser steht ihm bis zum Hals • het water staat hem tot aan de lippenjemandem mit etwas vom Hals(e) bleiben • iemand met iets van 't lijf blijven〈 informeel〉 bleib mir damit vom Hals(e)! • val me daar niet mee lastig!〈 informeel〉 sich 〈 3e naamval〉 jemanden vom Hals(e) schaffen • zich van iemand ontdoen, iemand afschudden〈informeel; figuurlijk〉 er bekam die Bemerkung in den falschen Hals • die opmerking schoot bij hem in het verkeerde keelgat————————Hals2〈m.; Halses, Halsen〉 〈 scheepvaart〉 -
29 Interesse
Interesse〈o.; Interesses, Interessen〉♦voorbeelden:1 jemandem, etwas Interesse entgegenbringen, widmen • belangstelling voor iemand, iets tonensein besonderes Interesse gilt der Malerei • zijn belangstelling gaat vooral naar de schilderkunst uitjemandes Interessen vertreten, wahren • iemands belangen behartigenetwas liegt in jemandes Interesse • iets is in iemands belang -
30 Maul
〈o.; Maul(e)s, Mäuler〉1 muil, bek♦voorbeelden:ein schiefes Maul machen, ziehen • een scheve bek trekkenein ungewaschenes Maul • een brutale bekdas Maul aufreißen • een grote bek opzettendas Maul hängen lassen • een lang gezicht trekkenjemandem das Maul stopfen • iemand de mond snoerendas Maul voll nehmen • een grote bek opzettennicht aufs Maul gefallen sein • niet op zijn mondje gevallen zijnjemandem übers Maul fahren • tegen iemand uitvarenjemandem ums Maul gehen • iemand naar de mond praten¶ 〈 spreekwoord〉 einem geschenkten Gaul sieht man nicht ins Maul • een gegeven paard moet men niet in de bek zien -
31 antrinken
-
32 begeben
-
33 einbilden
-
34 entsagen
-
35 euch
euch1〈persoonlijk voornaamwoord; ook in brieven met kleine letter〉————————euch21 je♦voorbeelden:————————euch3♦voorbeelden: -
36 gefallen
gefallenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben; met 3e naamval〉2 plezier hebben (in), genoegen scheppen (in)♦voorbeelden:1 das lasse ich mir nicht gefallen! • dat laat ik mij niet welgevallen!〈 informeel〉 das lasse ich mir gefallen! • dat mag ik wel!wie gefalle ich dir? • hoe vind je me?1 plezier hebben, zich verlustigen ⇒ genoegen scheppen -
37 schlüssig
-
38 treten
treten♦voorbeelden:1 (bitte,) treten Sie näher! • komt u maar!ans Fenster treten • aan het raam komen, naar het raam lopenauf den Balkon treten • op het balkon komen, het balkon betredenaus dem Haus, der Tür treten • het huis, de deur uitkomendurch die Tür treten • door, via de deur (naar binnen, buiten) komenhinter eine Säule treten • achter een pilaar gaan staanhinter die Wolken treten • achter de wolken verdwijnenin sein 40. Jahr treten • zijn 40e (jaar) ingaanin Verhandlungen treten • in onderhandeling tredenins Zimmer treten • de kamer binnenkomen, betredennach hinten treten • (een paar passen) achteruitgaaner trat neben mich • hij kwam naast me staanvor den Spiegel treten • voor de spiegel gaan staaner trat zu mir • hij kwam naar me toezwischen die Streitenden treten • tussen de strijdende, ruziënde partijen in gaan staan〈 figuurlijk〉 es darf nichts zwischen dich und mich treten • er mag niets tussen jou en mij in komengegen die Tür treten • tegen de deur schoppen, trappen〈informeel; figuurlijk〉 nach oben buckeln, nach unten treten • naar boven likken, naar onderen trappen3 in einen Verein treten • tot een vereniging toetreden, lid worden van een verenigingII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 treden, bespringen 〈 mannelijke vogel〉♦voorbeelden:1 die Bremse, Pedale treten • op de rem, pedalen trappen3 einen Elfmeter treten • een penalty, strafschop nemen -
39 verschaffen
-
40 wund
♦voorbeelden:sich 〈 3e naamval〉 die Füße wund laufen • zijn voeten doorlopen; 〈 figuurlijk ook〉 zich de benen uit het lijf lopen
См. также в других словарях:
Archaic Dutch declension — was the declensional system of the Dutch language as it was prescribed the Dutch by Dutch grammarians in the 19th century. It was never spoken by Dutch people, but was required as a formality in most forms of writing. It was generally unpopular,… … Wikipedia
4. Fall — Der Akkusativ ist ein grammatikalischer Fall (lat. Kasus). Er markiert u. a. in romanischen und germanischen Sprachen die semantische Rolle, die nicht aktiv handelt, (siehe Beispiele unten). Er wird auch als sogenannter Wenfall bezeichnet, da man … Deutsch Wikipedia
Akkusativobjekt — Der Akkusativ ist ein grammatikalischer Fall (lat. Kasus). Er markiert u. a. in romanischen und germanischen Sprachen die semantische Rolle, die nicht aktiv handelt, (siehe Beispiele unten). Er wird auch als sogenannter Wenfall bezeichnet, da man … Deutsch Wikipedia
Vierter Fall — Der Akkusativ ist ein grammatikalischer Fall (lat. Kasus). Er markiert u. a. in romanischen und germanischen Sprachen die semantische Rolle, die nicht aktiv handelt, (siehe Beispiele unten). Er wird auch als sogenannter Wenfall bezeichnet, da man … Deutsch Wikipedia
Wen-Fall — Der Akkusativ ist ein grammatikalischer Fall (lat. Kasus). Er markiert u. a. in romanischen und germanischen Sprachen die semantische Rolle, die nicht aktiv handelt, (siehe Beispiele unten). Er wird auch als sogenannter Wenfall bezeichnet, da man … Deutsch Wikipedia
Wen-oder-Was-Fall — Der Akkusativ ist ein grammatikalischer Fall (lat. Kasus). Er markiert u. a. in romanischen und germanischen Sprachen die semantische Rolle, die nicht aktiv handelt, (siehe Beispiele unten). Er wird auch als sogenannter Wenfall bezeichnet, da man … Deutsch Wikipedia
Wenfall — Der Akkusativ ist ein grammatikalischer Fall (lat. Kasus). Er markiert u. a. in romanischen und germanischen Sprachen die semantische Rolle, die nicht aktiv handelt, (siehe Beispiele unten). Er wird auch als sogenannter Wenfall bezeichnet, da man … Deutsch Wikipedia