-
1 style
n. stijl; mode; soort--------v. stileren, ontwerpen; noemenstyle1[ stajl]2 genre ⇒ type, model, vorm3 benaming ⇒ (volledige) (aanspreek)titel, (firma)naam♦voorbeelden:1 (schrijf)stijl ⇒ (schrijf)trant/wijze3 manier van doen ⇒ levenswijze, stijl♦voorbeelden:in the style of • in/volgens de stijl van3 the style of a gentleman • de stijl/manier van doen van een gentlemanin fine style • met (veel) stijl, stijlvollive in great/grand style • op grote voet levencramp someone's style • iemand in zijn doen en laten belemmeren————————style2〈 werkwoord〉1 stileren -
2 a spare style of prose
-
3 spare
adj. reserve-; extra, bijkomend, vrij, onbezet; vrijetijds-; pover; klein, gering; mager, uitgemergeld--------n. reserveonderdeel--------v. sparen (van het leven); in leven blijven; opgeven; besparen; gierigheid; een aalmoes gevenspare1[ speə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————spare2〈bijvoeglijk naamwoord; spareness〉3 mager4 schraal ⇒ karig, krap♦voorbeelden:spare room • logeerkamer¶ 〈Brits-Engels; slang〉 go spare • verbijsterd/razend worden————————spare3〈 werkwoord〉1 het stellen zonder ⇒ missen, overhebben; geven, afstaan3 besparen♦voorbeelden:1 I have exactly £1 to spare • ik heb nog precies £1 overenough and to spare • meer dan genoegcan you spare me a few moments? • heb je een paar minuten voor mij?not spare oneself • zichzelf niet sparen4 no expense(s)/pains spared • zonder geld/moeite te sparen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский