-
1 nalopen
-
2 nalopen
1 [achterna lopen] walk/run after2 [controleren] check♦voorbeelden:de meisjes nalopen • run after/chase (after) the girls -
3 nalopen
идти, холить, пойти за, следовать последовать за; волочиться за* * **1) (h, z) бегать, следовать ( за кем)2) (z) отставатьde klok loopt na — часы (мн) отстают
* * *гл.общ. бегать, отставать, преследовать (кого-л.), следовать за (кем-л., чем-л.) -
4 nalopen
v. follow, ensue, moon over, mob -
5 nalopen
• to check• to inspect• to lag -
6 de meisjes nalopen
de meisjes nalopen -
7 een auto helemaal nalopen
een auto helemaal nalopen -
8 het vrouwvolk nalopen
het vrouwvolk nalopen -
9 de meisjes nalopen
de meisjes nalopenrun after/chase (after) the girlsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de meisjes nalopen
-
10 hij kan niet alles nalopen
мест. -
11 na-
отдел.глаг. компонент, означает движение вслед, отставание, подражание, повторение* * *гл.общ. (pref) отделяемая глагольная приставка и префикс имён существительных, указывает на движение вслед, (pref) повторение, добавление (nabetalen доплачивать), (pref) подражание (nadoen подражать), (pref) догонять отставать (о часах)), (pref) отставание (nalopen) бежать вслед, (pref) преследование -
12 бегать
vgener. nalopen, racen (impf racete; p.p. geracet), benen, hardlopen, (трусцой) joggen, rennen -
13 он не может следить за всем
prongener. hij kan niet alles nalopen -
14 отставание бежать вслед
gener. (nalopen) na- (pref) -
15 отставать
v1) gener. achterblijven, nalopen, achtergaan, achterlopen, achteropraken, achterstaan, afgaan (от чего-л.), losweken, ten achter zijn, terugblijven2) liter. met de trekschuit komen, teruggaan -
16 преследовать
v1) gener. achtervolgen, nalopen (кого-л.), narennen, nazetten (кого-л.), nazitten (кого-л.), vervolgen, (iem.) achter de broek zitten, achternazetten, achternazitten, actervolgen, jagen, najagen (кого-л.), persecuteren, zich opdringen (о мыслях и т.п.)2) law. tegen (iem.) ageren (кого-л.) -
17 следовать за
vgener. navolgen (кем-л.), achtervolgen, medegaan (кем-л.), meegaan (кем-л.), nagaan (кем-л.), nakomen (кем-л., чем-л.), nalopen (кем-л., чем-л.), narukken (кем-л.) -
18 jagen
1 [(wild) vervolgen] chasser3 [dwingen tot snel(ler) gaan] presser♦voorbeelden:¶ een blos op het aangezicht jagen • faire monter le rouge au visage (de qn.)die wet werd door de Tweede Kamer gejaagd • la Chambre des députés a voté cette loi trop hâtivementerdoor(heen) jagen • dissipereen erfenis erdoor jagen • claquer un héritage1 [op jacht zijn] chasser2 [+ naar][rusteloos streven] courir (après)♦voorbeelden:het jagen • la chassezijn pols jaagt • son pouls bat trop vitede wolken jagen voorbij de maan • les nuages courent devant la lune -
19 vrouwvolk
♦voorbeelden: -
20 jagen
3 [nalopen] chase♦voorbeelden:prijzen omhoog/omlaag jagen • drive prices up/downuiteen jagen • scatterzich een kogel door het hoofd jagen • put a bullet through one's headdie wet werd door de Tweede Kamer gejaagd • the law was rushed through parliamentiemand op kosten jagen • put someone to (great) expensevan school jagen • expel from schoolvoor zich uit jagen • drive before one2 [rusteloos streven] pursue3 [snel gaan] race♦voorbeelden:1 op patrijs jagen • hunt partridge, go (out) partridge-shootingop effect jagen • be after effectsde wolken joegen voorbij • the clouds scudded past
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский