-
41 mettre qc. en train
mettre qc. en trainiets op gang brengen, ergens mee beginnen -
42 beloven
♦voorbeelden:beloofd is beloofd • chose promise, chose dueiemand beloven iets mee te brengen • promettre à qn. d'apporter qc.het belooft een mooie dag te worden • la journée promet d'être belledat belooft wat! • ça promet! -
43 brood
♦voorbeelden:bruin brood • pain bisdaar is geen droog brood mee te verdienen • ça ne rapporte(ra) pas un sououd(bakken) brood • pain rassiswit brood • pain blanciemand het brood in de mond niet gunnen • reprocher la nourriture à qn.ik heb mijn brood laten liggen • j'ai oublié mes sandwichshij ging tekeer, dat de honden er geen brood van lustten • il se démenait comme un possédézich het brood uit de mond sparen • s'ôter le pain de la bouche〈 figuurlijk〉 iemand het brood uit de mond stoten • ôter à qn. le pain de la bouchezijn brood verdienen • gagner sa viedaar zit geen brood in • cela ne nourrit pas son hommebij mijn brood drink ik melk • je bois du lait avec mes sandwichs〈 figuurlijk〉 iemand iets op zijn brood geven • 〈 berispen〉 passer un savon à qn.; 〈 straffen〉 punir qn.〈 spreekwoord〉 wiens brood men eet, diens woord men spreekt • celui louer devons de qui le pain mangeons¶ ergens brood in zien • voir de l'intérêt dans qc.→ link=dood dood¹ -
44 leven
leven1〈 het〉♦voorbeelden:een bruin leven • une vie de cocagneeen dubbel leven leiden • mener une vie doublehet leven wordt steeds duurder • (le coût de) la vie ne cesse d'augmenterzijn eigen leven leiden • vivre sa viedat verhaal is een eigen leven gaan leiden • ce récit est devenu un tout indépendant du contexteeen lekker leventje leiden • se la couler doucedat is een lekker leventje • c'est la belle vieals je leven je lief is • si ta vie t'est précieuseeen lui leventje • une petite vie pépèrenieuw leven inblazen • revitalisereen nieuw leven beginnen • refaire sa viehet ongeboren leven • la vie foetaleeen ongeregeld leven leiden • mener une vie de bâton de chaiseeen teruggetrokken leven leiden • mener une vie retiréeeen verdorven leven leiden • mener une vie dissolueeen vrolijk leventje leiden • mener joyeuse viehij danste alsof zijn leven er van afhing • il dansait comme si c'était une question de vie ou de mortzich het leven benemen, zich van het leven beroven • se suiciderals vrijgezel door het leven gaan • être célibatairezijn leven hangt aan een zijden draad(je) • sa vie pend à un filhet leven erbij inschieten • y laisser la viezo is het leven • c'est la vieiemand het leven laten • laisser la vie sauve à qn.iemand het leven ontnemen • ôter la vie à qn.zijn leven redden • sauver sa viehet leven schenken aan • donner la vie àhoe staat het leven? • comment ça va?voor zijn leven strijden • défendre sa peauzijn leven wagen • risquer sa viemijn leven lang • ma vie durantbij, tijdens zijn leven • de son vivantzich door het leven slaan • se débrouiller dans la viein leven • en vieiets in het leven roepen • mettre qc. sur piedhet leven in het hiernamaals • (la vie de) l'au-delàmet zijn leven spelen • risquer sa vieiemand naar het leven staan • attenter à la vie de qn.om het leven komen • trouver la mortiemand om het leven brengen • tuer qn.uit het leven gegrepen • pris sur le vifvan zijn leven niet • jamais de la vieheb je van je leven! • a-t-on jamais vu ça!voor zijn leven geborgen zijn • avoir du foin dans ses bottes pour le restant de ses jourshij is voor zijn leven ongelukkig • il est malheureux pour la vievoor het leven benoemd • nommé à viezij heeft geen leven bij die man • ce n'est pas une vie (pour elle) auprès de cet hommeeen leven als een luis op een zeer hoofd hebben • vivre comme un coq en pâte〈 spreekwoord〉 zolang er leven is, is er hoop • tant qu'il y a de la vie, il y a de l'espoir¶ dat brengt leven in de brouwerij • 〈 het wordt levendig〉 cela met de l'entrain; 〈 de zaken gaan vooruit〉 les affaires prennent tournuretoen begon het lieve leventje • …, ce qui mit le feu aux poudreswat is er een leven op straat! • quelle animation il y a dans la rue!leven maken • faire du tapagezij is in het leven • elle est prostituéenaar het leven tekenen • dessiner d'après natureeen leven als een oordeel • un tapage infernal————————leven21 vivre♦voorbeelden:leeft die vaas nog? • ce vase n'est toujours pas cassé?blijven leven • rester en viemen moet leven en laten leven • il faut vivre et laisser vivrewe moeten daar nog een jaar mee leven • il faudra supporter cela un an encorestil gaan leven • se retirer des affairesin angst leven • vivre dans l'angoissemet deze man valt niet te leven • cet homme est invivablenaar iets toe leven • se réjouir à l'idée de qc.leven tussen hoop en vrees • flotter entre l'espoir et la craintehij leeft van rijst • il vit de rizvan zijn rente leven • vivre de ses renteshij heeft genoeg om van te leven • il a de quoi vivrevan dit vak kun je niet leven • ce métier ne nourrit pas son hommezo waar als ik leef • aussi vrai que j'existezij leven langs elkaar heen • ils vivent chacun de leur côtémen moet ermee leren leven • il faudra bien s'y faire〈 spreekwoord〉 wie dan leeft, die dan zorgt • qui vivra, verra¶ leve de koningin! • vive la reine!dat portret leeft • ce portrait vitdeze romanpersonages leven • les personnages de ce roman sont vrais -
45 meebrengen
-
46 stellen
1 [algemeen] mettre2 [in de gewenste stand brengen] régler3 [doen, uiten; voorschrijven] faire5 [beweren] affirmer6 [+ op][begroten] estimer (à)♦voorbeelden:stel, dat dit zo is • supposons qu'il en soit ainsi5 wat stelde hij daar zoëven? • qu'est-ce qu'il vient d'affirmer?iets als onwaarschijnlijk stellen • considérer qc. comme très peu vraisemblableik kan het hier niet alleen stellen • je n'y arriverai pas tout seulhet niet kunnen stellen zonder iemand, iets • ne pas pouvoir se passer de qn., de qc.〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 zich in iets stellen • se résigner à qc.het goed stellen • aller biengoed stellen • avoir un bon stylehoe is het gesteld met zijn vrouw? • comment va sa femme?zijn eigen belang hoger stellen dan dat van een ander • faire passer ses propres intérêts avant ceux des autreshet is niet zo best met hem gesteld • ça ne va pas très bien pour luiveel te stellen hebben met iemand, iets • avoir fort à faire avec qn., qc. -
47 bed
1 [slaapplaats; plaats in verpleeginrichting] bed3 [leger van wild] bed♦voorbeelden:het bed opmaken • make the bedgoed in bed zijn • be good in bedin/te bed liggen • lie/be in bednaar bed gaan • go to bednaar bed gaan met iemand • go to bed with someonemet jan en alleman naar bed gaan • sleep aroundnaar bed brengen, in bed stoppen • put to bedbij het naar bed gaan • at bedtimeontbijt op bed krijgen • get breakfast in bediemand uit bed halen • drag someone out of bed -
48 handel
♦voorbeelden:buitenlandse handel • foreign commerce/tradeeen levendige handel • brisk tradevrije handel • free tradezwarte handel • black marketzwarte handel drijven in • profiteer inde handel bloeit/kwijnt • business is flourishing/declininghandel drijven (met/op) • do business (with)de handel in graan • the corn-tradein de handel gaan • go into businesshandel in verdovende middelen • drug traffickingin de handel komen • come on(to) the marketiets in de handel brengen • put something on(to) the marketeen boek uit de handel nemen • take a book off the market -
49 huis
1 [gebouw (als woning)] house2 [huisgezin] home3 [(vorstelijk) geslacht] House♦voorbeelden:huis en haard • hearth and homehet huis des Heren • the house of Godhet huis alleen hebben • have the house to oneselfeen eigen huis hebben • own one's own houseopen huis houden • have an open Bday/ Ahouseeen uitverkocht huis • a full houseeen huis vol hebben • have a housefulhij doet in/bezit huizen • he deals in/owns propertyhet ouderlijk huis verlaten, uit huis gaan • leave homehuis aan huis (verkopen) • (sell) door-to-dooraan huis gebonden • housebound, tied to one's housebezorging aan huis • home deliverydicht bij huis • near homeeen huis in een rij • a Bterraced/ Arow househuis in de stad • town houseiemand in huis hebben/nemen • have a/take in a lodgerin huis is het veel warmer • it's much warmer insidepantoffels voor in huis • slippers for indoorsniets in huis hebben • have no food/drinks in the houseik ga/moet naar huis • I'm off, I must be getting back/homemee naar huis nemen • take homenaar huis sturen • send home; 〈 arbeiders ook〉 lay off; 〈 patiënten〉 discharge; 〈 soldaten〉 demobilizeeen meisje naar huis brengen • see/take/walk a girl homeiemand uit zijn huis zetten • turn someone out (of his house)nu de kinderen het huis uit zijn • now that the children have all lefteen huis van drie verdiepingen • a three-storeyed houseik kom van huis • I have come from homedan zijn we nog verder van huis • 〈 figuurlijk〉 then we will be even worse off, that's not going to get us anywheretuin vóór het huis • front gardeneen tweede huis • a second homeLauriergracht 78 huis • Bground floor flat/Afirst-floor apartment, 78 Lauriergracht〈 figuurlijk〉 van huis uit • originally, by birthvan huis weglopen • run away from homehet Koninklijk huis • the Royal Family -
50 verzoenen
♦voorbeelden:zich met iemand verzoenen • become reconciled with someone, make it up with someonezich verzoenen met zijn lot • resign oneself to one's fate -
51 Seite
Seite〈v.; Seite, Seiten〉1 kant, zijde ⇒ zijkant, (zij)vlak2 bladzijde, pagina♦voorbeelden:auf der einen Seite …, auf der anderen Seite … • enerzijds …, anderzijds …die hintere, innere Seite • de achter-, binnenkantetwas an der Seite tragen • iets opzij dragenauf, zu beiden Seiten von • aan weerszijden, weerskanten vanetwas auf die Seite schaffen • (a) iets opzijleggen; (b) iets in veiligheid brengen • (c) iets achteroverdrukken; (d) iets uit de weg ruimenauf die, zur Seite gehen, rücken, treten • aan de kant gaan, opzijgaan (staan)jemanden auf die, zur Seite nehmen • iemand terzijde nemen〈 figuurlijk〉 sich 〈 3e naamval〉 etwas nach allen Seiten hin überlegen • iets lang en breed overwegenzur Seite blicken • opzij kijkenetwas zur Seite legen • iets terzijde, opzijleggen〈 figuurlijk〉 etwas zur Seite schieben • iets terzijde schuiven, opzijzetten〈 figuurlijk〉 jemanden jemandem an die Seite stellen • iemand naast iemand plaatsen, zetten, iemand met iemand vergelijkenvon zuverlässiger Seite • uit betrouwbare bronvon (gut) unterrichteter Seite • van welingelichte zijdeauf Seiten, aufseiten der Regierung stehen • aan de kant van de regering staanjemanden auf seine Seite bringen, ziehen • iemand voor zich winnenauf jemandes Seite 〈 2e naamval〉 stehen • aan iemands kant, achter iemand staanvon Seiten, vonseiten der Eltern • van de kant van de ouderszur anderen Seite übergehen • overlopenzur stärkeren Seite übergehen • de sterkste partij kiezen -
52 ander
ander♦voorbeelden:1 ein anderes Mal • een ander(e), volgende keeranderer Meinung sein • een andere mening toegedaan zijnjemanden eines anderen belehren • iemand op de hoogte brengen van de ware toestand, toedrachtsich eines anderen besinnen • van mening veranderenein Wort gab das andere • van het ene woord kwam het anderees ist ein anderer • het is iemand andersvieles andere mehr • nog veel meereiner hinter, nach dem ander(e)n • de ene na de andereeins ins andere gerechnet • door elkaar genomenein Mal über das andere (Mal) • keer op keer, telkens weereinen Tag um den anderen • om de andere dagvon einem Tag zum anderen • van de ene dag op de anderezum andern • ten tweedeeins kam zum anderen • het ene bracht het andere meedie einen …, die anderen … • sommigen …, anderen …alles andere als • allesbehalveauf die eine oder andere Art • op de een of andere manierund anderes mehr • en wat dies meer zij -
53 heraufbringen
Страницы
См. также в других словарях:
Gut (Subst.) — 1. Alles gut ist eines andern. – Petri, II, 7. 2. Altes Gut hinter rost gem Schloss macht neuen Adel mit blankem Tross. (Böhm.) 3. An eines Gutes Ansprach ist kein Verlust. – Klingen, 48 a, 1; Graf, 441, 332. Wer einen Rechtsanspruch an eine… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon