-
1 orbit
n. kring, (invloeds)sfeer; baan (v. planeet, elektron, enz.); omloop--------v. in een baan draaien (om de aarde); in een baan draaienorbit1[ o:bit] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————orbit2〈werkwoord; orbitted〉1 een (cirkel)baan beschrijven/doorlopen (rond)2 in een baan brengen/schieten♦voorbeelden: -
2 orbite
-
3 orb
onderdeel in CORBA dat functioneert als het samenwerkende programma tussen klant en gebruiker (Computers)ORB (object request broker)[ o:b]1 bolvormig iets ⇒ globe, hemellichaam; (hemel)sfeer, hemelgewelf; 〈voornamelijk meervoud; formeel en slang〉 oog(appel/bol) -
4 dans l'orbite de qn.
dans l'orbite de qn. -
5 sphère
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский